Peter Terrin mag zichzelf intussen tot die Vlaamse schrijvers rekenen wiens oeuvre gestaag toeneemt zonder aan kwaliteit in te boeten. In het bijzonder geldt hij als een vaste waarde sinds De Bewaker (2009), al wist hij al met zijn tweede roman, Blanco (2003), een nominatie in de wacht te slepen. Voor zijn vorige boek Yucca greep hij ten dele terug naar die roman en naar het gelauwerde (en deels autobiografische) Post Mortem (2012). Op een intrigerende manier wist Terrin daarbij de twee universums met elkaar te verbinden, al deelden ze wel al een bevreemding die over al zijn romans lijkt te zweven.
Nog een rode draad in Terrins werk is hoe hij de realiteit subtiel ondergraaft door kleine verschillen binnen te smokkelen die zich voorzichtig kenbaar maken. Naarmate de romans vorderen, worden kleine toevalligheden of wat eerder als ruis haast onopgemerkt doorheen het verhaal sijpelde pas echt duidelijk en merkt de lezer dat er meer aan de hand is dan hij/zij aanvankelijk vermoedde. Het is een van de grote talenten van Terrin dat hij weet hoe hiermee te spelen en de lezer lang in het ongewisse te laten. In een roman als De bewaker maakt de setting het uiteraard gemakkelijk, maar in het rond het race circuit opgebouwde Monte Carlo (2014) liggen waarheid en schijn verder van elkaar. Dan is het aan Terrin om ze te verbinden, een talent dat hij ook in Patricia treffend weet toe te passen.
Het hoofdpersonage in Patricia is — ietwat bizar genoeg misschien — Astrid, een succesvolle negenendertigjarige eventmanager die vlak voor de start van een belangrijk event opeens haar wereld in elkaar ziet stuiken. Het gebeurt nochtans banaal genoeg: terwijl ze haar jonge zoontje een bad geeft, valt haar iPhone in het water en is ze niet langer bereikbaar. Voor Astrid lijkt dit een teken te zijn om haar huidige leven achter zich te laten. Zonder verder na te denken of om te kijken naar haar zoontje (en gezin), stapt ze in haar wagen en vertrekt ze zonder enig doel of plan. Naarmate de dag vordert, beseft ze echter steeds meer waar ze aan begonnen is en probeert ze via allerlei scenario’s in haar hoofd een oplossing te vinden voor haar situatie en gedrag.
Na een eerste nacht doorgebracht te hebben bij een oude vriendin, keert ze terug richting haar eigen stad (vermoedelijk Brussel, al blijft Terrin bewust vaag). Daar leert ze in een van de armere, en grotendeels door migranten bewoonde wijken een jongeman kennen die zich over haar ontfermt en waarmee ze een nacht doorbrengt. Tussendoor houdt ze haar eigen huis vanop een afstand in de gaten en sluipt ze binnen wanneer ze de kust veilig acht. Zonder goed te weten hoe ze haar gedrag dient te verklaren, besluit ze op een gegeven moment bij haar zoontje in bed te kruipen. Wanneer ze de volgende dag wakker wordt, lijkt haar man nauwelijks verbaasd te reageren op haar plotse verdwijnen en verschijnen en dient ze zelf haar hele leven tot op heden in vraag te stellen.
Het is opnieuw een interessante plotwending die Terrin introduceert en die hij ervoor al subtiel liet doorschemeren. De manier waarop hij in het hoofd van Astrid kruipt en de gebeurtenissen vanuit haar stadpunt beschrijft, roepen enkele boeiende vragen op. Bovendien gaat hij nauwelijks in op het hoe en waarom van het hele gebeuren: zo kan de lezer ervoor kiezen mee te gaan in de magisch-realistische sfeer, dan wel te besluiten dat het hoofdpersonage een onbetrouwbare vertelster is en dat hoe zij het verhaal vertelt niet noodzakelijk overeenstemt met de realiteit. Het is een thema dat eerder al aan bod kwam in De bewaker en Monte Carlo, maar dat hier een nieuwe en originele invulling krijgt. Voor een belangrijk deel hangt dit samen met het feit dat voor Terrin het hoe of waarom er veel minder toe doet dan hoe zijn personages hiermee omgaan en zich binnen de (nieuwe) realiteit schikken.
Met acht romans en enkele verhalenbundels onder de arm heeft Peter Terrin zich langzaam maar zeker een plek binnen de Vlaamse en Nederlandstalige literatuur weten te verwerven. Zijn romans kenmerken zich niet door grootste verhalen of vergezochte plotontwikkelingen, maar schetsen levens die langzaam maar zeker steeds meer verdwijnen binnen een realiteit die lichtjes lijkt te verschillen van de onze. Zijn subtiele manier van vertellen en zijn heldere, nooit bombastische schrijfstijl, hebben Terrin weliswaar tot op heden nog niet naar de top laten doorstoten, maar hebben hem wel verzekerd van een kwaliteitsvol en evenwichtig oeuvre. Patrica haalt uiteraard niet het niveau van het indrukwekkende Post Mortem, maar kan zonder schroom staan naast zijn andere romans.