Caroline Hervé heeft overduidelijk een generatie getekend. De dertiger was markant aanwezig in de Orangerie en verdreef zijn demonen in een hoogmis van electroclash als ware de aftrap van de 21e eeuw nog maar pas gegeven.
Alvorens het blik nostalgie open te trekken, diende een nieuwe generatie zich aan met de Britse electrokid du jour Stay+. Matt Farthing nam ons niettegenstaande ook mee op een trip down memory lane. Het begin van zijn set leek zich af te spelen in een Parijse kelderclub zo’n vijftien jaar geleden: uitgeholde stemsamples over diepe beats, die bij momenten een knipoog naar nineties trance act BBE wierpen. Wat begon als een simpele opwarmer, kreeg plots een meer intrigerend kantje wanneer enkele schreeuwsamples tussen Crystal Castles en Yeah Yeah Yeahs hun klauwen in je vel begonnen te zetten. Na wat gedribbel doorheen duistere electronica ging het ritme de hoogte in, werden enkele strobes bovengehaald en kopte Farthing de bal definitief binnen met een deep house mix van Brandy & Monicas “The Boy Is Mine”. Nog een korte flard van ’s mans single “Fever” en Stay+ kon victoriekraaiend het podium verlaten.
Ergens tussen cyberbruid en futuronon in betrad een bepoezenmaskerde Kittin de bühne. Op onderkoelde beats stak ze de glaciale parlando “Cosmic Love Vibration” af alvorens met de kin omhoog en de blik op oneindig “Flash Forward” in te duiken. De stem was dun, het accent zwaar, maar laten we eerlijk zijn: de combinatie van die overduidelijke gebreken met de onverstoorbare stage persona is de reden waarom we al meer dan een decennium lang met Caroline Hervé dwepen. In een bad van kil licht en gevocoderde stemsamples werd een behoorlijk geniale overgang richting de futuristische disco van “Bassline” gemaakt. De strakke beats, militaristische bewegingen en ironische grijns creëerden een spanningsveld met de groovy toon van de single — enige popgevoeligheid counterde Kittin gracieus, want hoewel ze met het veld geflirt heeft, heeft ze haar positie als koningin van de underground nooit verloochend.
Kittin liet enkele trucs als rode draden door haar set lopen om haar publiek in trance te krijgen, maar voorzag voldoende afwisseling om het niet te vervelen. Doorheen de set versmolten alle tijdvakken van haar oeuvre, waaruit bleek hoe tijdloos haar werk blijft — een uitzondering in het milieu — én dat het materiaal van haar recente dubbelaar “Calling From The Stars” zonder enig verbleken tussen de oude getrouwen kon pronken. Naarmate de set vorderde, vonden andere genre-invloeden hun weg doorheen de electroclash: sneden wavepop (“What To Wear), perkygoth (“Wash N Dry”) en glamrock (“Grace”) doorspekten de set met verfrissende variatie.
Uiteraard mocht het oude materiaal niet op het appel ontbreken, hoewel niet elke klassieker met even veel gratie ten berde gebracht werd. De “Happy Violentine”-herwerking barstte van de goede intenties (een flard Joy Division, een deconstructie en herinvulling middenin), maar toonde met een hoge kawaii-factor te weinig respect voor de sfeer van het origineel. “Rippin Kittin” was in hetzelfde bedje ziek: een opgedreven beat en geforceerde zanglijn stonden het ijzingwekkende huivergevoel van weleer in de weg. Die unheimlichkeit was er gelukkig wel in de briljante finale “Kittin Is High”: lijvige, lijzige electroclash die gradueel in lichterlaaie kwam te staan. In de tweede helft van de set waren de ouden van dagen duidelijk een beter lot beschoren. Een groove “Madame Holywood”, het bruisende mantra van “Silver Screen” en een verknipt, industrial getint “Professional Distortion” konden aan het lijstje hoogtepunten toegevoegd worden.
Een live-set van Miss Kittin bestaat ironisch genoeg uit veel voorgeprogrammeerd werk, maar geen haai die daarnaar kraaide. In tegenstelling tot vele van haar concurrenten heeft zij een podiumpersoonlijkheid die het toelaat om zonder de draaitafels overeind te blijven. Het mocht bij momenten dan wel aanvoelen als de Night Of The Proms van generatie XTC, eenieder verliet als herboren de dansbare dril van de grote Kittin.