Auteurs die geestesstoornissen en mentale aandoeningen in een verhaal wensen te verwerken en daar zelfs een van de (hoofd)thema’s te maken, zijn dun gezaaid. Het onderwerp is te zwaarmoedig en te complex om op een realistische manier te verwerken, laat staan dat het zicht leent tot een goed verhaal.
Het huzarenstukje dat Mark Haddon in zijn befaamde The Curious Incident Of The Dog In The Night-Time bleef tot op heden dan ook grotendeels uniek. Haddon wist zo treffend de leefwereld van een autistische tiener neer te zetten dat eenieder naar het boek verwees als het voorbeeld van hoe een auteur zich een problematiek en thematiek eigen wist te maken. Stellen dat John Wray in Lowboy hetzelfde doet voor schizofrenie is een brug te ver, maar veel scheelt het niet. Wray weet net als Haddon in de huid van zijn personage te kruipen en diens denkpatronen akelig realistisch te ontleden.
Wray weet duidelijk waarover hij spreekt, de ziekte van de paranoïde schizofrene Will "lowboy" Heller wordt nauwelijks met zoveel woorden gelabeld maar alles in zijn denken en handelen maakt duidelijk dat hij zichzelf steeds meer verliest in zijn psychotische wanen en de daaraan gekoppelde noodzakelijke daden. Want in tegenstelling tot de populaire overtuigingen lijden schizofrenen niet aan een meervoudige persoonlijkheid, maar wel aan psychoses en hallucinaties die in niet onbelangrijke mate hun manier van denken beïnvloeden.
Lowboy bijvoorbeeld lijkt een obsessie met temperaturen te hebben en is er rotsvast van overtuigd dat zijn behandelende psychiater gradueel zijn lichaamstemperatuur opvoert. Op zich een relatief onschuldige dwanggedachte, ware het niet dat hij er ook van overtuigd is dat zijn lichaam samenvalt met de wereld en zijn stijgende lichaamstemperatuur rechtstreeks verantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde. In een wanhopige poging het tij te keren besluit Lowboy uit de instelling te ontsnappen en die daden te stellen die zijn lichaamstemperatuur laten zaken en dus de wereld redden.
De roman wisselt blijvend van perspectief waarbij het ene hoofdstuk Lowboy en diens denken en daden volgt terwijl in het andere hoofdstuk zijn verontruste moeder aan bod komt die samen met rechercheur Ali Lateef doorheen de New Yorkse metro op zoek gaat naar de jongen. Naarmate het verhaal vordert, zinkt Lowboy steeds verder weg in zijn psychoses terwijl zijn ziektebeeld en verleden gaandeweg aan rechercheur Lateef (en dus ook de lezer) duidelijk gemaakt worden.
Beide perspectieven, die gradueel dieper gaan en meer met elkaar verstrengeld raken, zorgen voor een intrigerende opbouw die uitstekend het ziekteproces van een schizofreen weergeeft en de lezer (in de hoofdstukken van Lowboy) steeds meer laten twijfelen aan wat nu echt gebeurt en wat zich louter in het hoofd van de jongen afspeelt. Sympathie voor Lowboy vraagt Wray niet maar begrip en mededogen borrelen spontaan op, per slot van rekening is de jongen net zo goed slachtoffer van zijn eigen ziekte als de mensen rondom hem.
Een klassieker genre The Curious Incident Of The Dog In The Night-Time zal Lowboy niet worden, daarvoor is het verhaal op zich niet sterk genoeg. Anderzijds is het wel zo dat Wray niet meer dan de logische ontwikkeling van het verhaal meegeeft, die nu eenmaal gevormd wordt door Lowboys dwangmatige gedrag en zijn doel om koste wat kost de wereld te redden, en weet hij dit meer dan bijvoorbeeld Richard Power in Gen voor geluk te incorporeren in een boeiend verhaal. Wie geïntrigeerd is door de schizofrene gees,t vindt in Lowboy kortom niet alleen een uitstekende roman maar ook een beklijvende omschrijving van hoe een psychose langzaam maar zeker bezit kan nemen van iemand, met alle gevolgen van dien.