Schrijver, essayist en polemist Jeroen Brouwers behoeft geen introductie. Hij is waarschijnlijk de belangrijkste nog levende schrijver van zijn generatie en de grote media-aandacht voor zijn jongste roman is daar een weerslag van. Zijn genadeloze misantropie en van melancholie doordrongen oeuvre zou met Bittere bloemen echter een andere kant zijn opgegaan. Of blijft Brouwers vooral Brouwers, zelfs in wat hij zelf zijn “laatste roman” noemt?
Om met de deur in huis te vallen: de pen definitief laten rusten zou, in Brouwers’ geval, zonde zijn. Niet omdat de schrijver, zoals sommigen beweren, met Bittere bloemen bewijst in topvorm te zijn, wel omdat deze roman niet meteen een waardig afscheid kan genoemd worden. De van misantropie en aftakeling doordrongen roman laat immers een schrijver zien die niet in het reine is met zijn eigen sterfelijkheid. Het boek is een lang uitgesponnen gevecht tegen de tijd en de vergankelijkheid, in een broeierige taal die een en al opstand ademt. Met interpunctie, verhaalstructuur en opbouw neemt de auteur het op zijn leeftijd niet al te nauw meer: plompverloren gedachtekronkels staan als langgerekte zinnen dwars over de pagina’s gekladderd en enkele van Brouwers’ stokpaardjes duiken een aantal keer onverhoeds op. Weg met de notitieschriftjes voor schrijvers en lang leve het scheppend schrijven met de pen! Brouwers legt in het personage van Hammer bepaalde uitingen die al te duidelijk de zijne zijn, en wanneer dat personage dergelijke (in feite irrelevante) zaken te weinig motiveert, voelt men zich een beetje beschaamd in Brouwers’ plaats. Ziet men De Literaire Reus hier werkelijk uit zijn kraam schieten om het minste geringste?
Qua verhaal heeft Bittere bloemen niet bijster veel om het lijf. Centraal staat Julius Hammer, ex-jurist, ex-politicus, ex-minister en ex-schrijver. Van dat verleden draagt de man weinig mee, behalve enkele traumatische herinneringen die Brouwers met verve over de bladzijden laat spatten (hoewel de literaire waarde van dergelijke nogal zoete herinneringen kan betwist worden), en een haast onuitstaanbare arrogantie jegens het plebs. Brouwers is natuurlijk slimmer dan zijn personage, maar dat is soms te weinig duidelijk. Vooral de eerste honderd bladzijden zijn moeilijk om doorheen te raken: Brouwers hekelt het massatoerisme, de moderne muziek en dies meer en acht het zelfs nodig zich te bedienen van schuttingtaal. Zinsneden als“shit hee” en “fuck you!” dwarrelen vrolijk in het rond en vergroten alleen maar de generatiekloof die tussen Brouwers en de gemiddelde hedendaagse lezer bestaat. Bovendien vraagt de auteur zich om de zoveel tijd of de internetrevolutie met zijn wikipedia, zijn blogs en zijn gedownload werkelijk ergens toe hebben geleid. Dat doet Brouwers echter op dusdanig verbeten manier en met een waas van frustratie, dat het zijn uitlatingen een tikkeltje zielig maakt.
Ankerpunt in dit verhaal is echter de lieftallige aanwezigheid van Pearlene (aka Leentje), een twintiger aan wie Hammer zijn hart heeft verpatst. Brouwers is ontwapenend in zijn liefdesuitlatingen, op brute wijze gespeend van sentiment, maar wanneer eenzelfde liefdeshistorie over een hele roman wordt uitgesmeerd, vraagt de lezer zich af waar de dubbele bodem gebleven is. Die is er echter niet: alleen de setting wijzigt, inhoudelijk blijft Bittere bloemen een langgerekte lofzang aan een in de schaamstreek glad geschoren (relevant?) jonge bloem. Daarnaast is het boek een langgerekt gevecht met de dood, wat in tal van hoofdstukken leidt tot scènes waarin het personage niet meer kan lopen, struikelt, neervalt, wegdroomt of in coma gaat. Ook dat is voor de lezer na een tijdje behoorlijk vervelend: Brouwers komt uiteindelijk tot een finale achteruitgang, maar die laat te lang op zich wachten om van Bittere bloemen een beklijvende leeservaring te maken. Nog flauwer is Brouwers’ plotse gedweep met Nicole Kidman, in een nietszeggende scène op een filmset, waarbij Hammer alleen maar verder lijkt te verbitteren. Waarom toch, schrijver, al deze woorden verkwisten aan een punt dat op pagina tien van de roman reeds duidelijk was?
Waarom Bittere bloemen dan toch, heel misschien, wél lezen? Omwille van de stijl, die deze keer helemaal uit zijn voegen barst. Brouwers is altijd al een zoeker geweest, iemand die taal zorgvuldig construeert, en dat kenmerk heeft de schrijver voor Bittere bloemen uitvergroot. Gedachten duiken soms op in al hun puurheid, ontdaan van voegwoorden en andere franjes, en emotioneel heeft Brouwers een soort moderne “bewustzijnsstroom” nagestreefd. Die is bij momenten bijzonder esthetisch, maar doet soms ook erg gekunsteld aan. Brouwers’ archaïsche taal enerzijds en zijn nogal pronkerige streven naar eruditie anderzijds staan de spontaniteit en het leesplezier gedeeltelijk in de weg.
Een meesterwerk is Bittere bloemen dus zeker niet geworden. Daarvoor heeft Brouwers zijn eigen frustraties en aspiraties te weinig kunnen wegfilteren. De taal is iets te bombastisch, de inhoud biedt te weinig stof tot nadenken en om wat sommigen een komedie noemen, moesten wij amper lachen. De volgende keer liever een Brouwers pur sang: rauw, melancholisch, poëtisch en zachtaardig – en als het even kan zonder misantropische protagonist graag.