Weten waarover je schrijft, op basis van professionele competenties: het is mooi meegenomen voor wie zich als auteur in complexe psychologische materie wil verdiepen. Inge Schilperoord, als forensisch psychologe nog altijd met beide benen in het werkveld, kruipt in Muidhond in het hoofd van een man die een wankel evenwicht probeert te bewaren, tussen normaliteit en geestesziekte in.
Worden gevangenen in het huidig maatschappelijk systeem voldoende ondersteund? Is hun periode achter tralies eigenlijk een voorbereiding op een herintegratie, of toch vooral een straf, waarna ze worden losgelaten en opnieuw in een bikkelharde samenleving worden gegooid? Om de zoveel tijd waait het debat nog eens op, meestal bij een hervalling waarover het uit de mond van het publiek klinkt dat de staat zoiets natuurlijk had moeten voorzien. Maar verandert er ooit iets, wezenlijk? En ligt het probleem wel bij de overheid, of moet de man in de straat eerst en vooral het taboe dat rond geestesziekte hangt kunnen doorbreken? Muidhond, de debuutroman van Inge Schilperoord, mag dan niet rechtstreeks op feiten gebaseerd zijn, het is een boek dat weggelopen lijkt uit het zeven uur-journaal, en dus uit de werkelijkheid. Want ja, dit soort catastrofes vinden plaats. En over welke catastrofes gaat het dan? Over delinquenten die met hun eigen gevoelens en gedachten overhoop liggen, die weten wat kan en wat niet kan, over individuen die weten dat ze moeten weerstaan aan dit of dat maar er niet in slagen. Is de collectieve schandpaal werkelijk het enige wat de mens in de straat voor hen in petto heeft? Of kunnen ze rekenen op mededogen? Voor het induceren van dat laatste zou deze roman wel eens belangrijk kunnen zijn – Schilperoord windt er immers geen doekjes om, ze probeert de situatie van de misdadiger voelbaar te maken. Wordt de straf vanuit zijn perceptie, vanuit zijn gevoelsleven, vanuit zijn context minder ernstig, minder verwerpelijk? Helemaal niet. Interessant is echter om te zien dat de protagonist zelf daar weet van heeft. Hij wordt iemand met een ingewikkeld, intrigerend innerlijk leven, iemand die probeert in de pas te lopen. Schilperoord schetst mooi dat zoiets echter niet altijd kan, door een basale geestelijke gesteldheid, maar ook door omstandigheden. Jazeker, de samenleving staat klaar met de opgeheven vinger, maar is die van enigerlei betekenis wanneer het om het innerlijk van een kwetsbare ziel zoals Jonathan gaat?
Muidhond is vooral een schrijnend boek. Over een jongen die weinig heeft, en nog minder kan opbouwen. Hij heeft een moeder die uitblinkt in afwezig zijn – iemand die echter ook maar het slachtoffer is van een gebrek aan draagkracht, het ontbreken van het talent om van het leven iets te maken. Ja, zelfs voor haar lijkt Schilperoord compassie op te wekken, in een taal die bol staat van de zachtaardige toetsen. Als dit boek namelijk iets niet wil zijn, dan is het wel een schandaalroman, een pamflet dat heren ministers-machthebbers op hun plaats wil zetten. De socio-maatschappelijke onderstroom, die haast aanwezig moet zijn, blijft keurig onder het oppervlak zitten, en interfereert niet met het principieel psychologische portret dat Schilperoord op papier heeft willen zetten. En wat een geluk dat ze voor een dergelijke aanpak heeft gekozen! De niet-belerende, sobere ingesteldheid van de schrijfster, weegt door. De impact van het boek is namelijk net zo onontkoombaar omdat de auteur niets door de strot ramt. Haar aanpak is die van de voorzichtige dissectie, langzaam maar zeker, laagje voor laagje, dieper en dieper in de pathologische doch vooral kwetsbare geest. Voor haar anatomische incisie hanteert Schilperoord overigens een sober register. Muidhond is niet het boek van de briljante zinnen, van de smeuïge vertelling, van de filosofische uitweiding. Net aan de concentratie ontleent de roman zijn kracht, maar dat brengt helaas met zich mee dat dit debuut, hoe vakkundig ook geschreven en getuigend van een bewonderenswaardig vermogen tot empathie, niet blijft spoken. En is net dat blijven nazinderen niet een van de criteria via dewelke goede literatuur van buitengewone kan onderscheiden worden?