Officiëel begint Les Nuits pas binnen een week of twee, maar zondagavond werd alvast een fameuze smaakmaker geserveerd in het Koninklijk Circus. Flying Lotus, electronicakoning bij uitstek, kwam overgevlogen uit Los Angeles en nam in zijn kielzog maatjes Kutmah en Shabazz Palaces mee.
Die laatste mochten de vollopende zaal proberen op te warmen met hun eigenzinnige kijk op hoe hiphop moet klinken in dit nieuwe millenium. Ishmael Butler zette ooit nog zijn eerste stappen in het jazzy hiphoptrio Digable Planets (stevige aanrader overigens), maar van die erfenis is nog maar weinig te merken. Shabazz Palaces staat voor diep ronkende bassen, ijle samples en teksten die Afrocentrisme op een heel andere manier conceptualiseren dan destijds bij Digable Planets: Sun Ra en afrofuturisme in plaats van communisme à la de Black Panthers. Het tweetal bood live een evenwichtige set die even zeer uit het uitstekende debuut Black Up als uit de wat lauwer onthaalde opvolger Lese Majesty putte. Hoewel dat tweede materiaal niet echt een kwaliteitskentering opleverde, was toch duidelijk dat het vooral de oudere nummers die konden overtuigen.
Hoewel Kutmah ook een bescheiden carrière als beatbrouwer heeft, staat hij vooral bekend als DJ. Zijn taak was hier dan ook die van warmhouder: plaatjes draaien tussen de sets van Shabazz Palaces en FlyLo in. Dat deed de krullerige jongeman met smaak, zijn set beginnend met een klassieker van Digable Planets en eindigend met James Browns “Paid The Cost To Be The Boss”. Tussenin: een dwarsdoorsnede van de hiphop uit de laatste vijfentwintig jaar: Mobb Deep zij aan zij met Busta Rhymes, ratelende trap naast luie G-funk. Vette selecties dus, maar ondanks Kutmah’s reputatie wel vrij rommelig aan elkaar gemixt.
In feite was die laatste omschrijving ook van toepassing op de show van Flying Lotus: een uur en een kwartier van de hak op de tak springende beats, geluidsbarrages en rapintermezzo’s waarin de spanningsopbouw die we hem op eerdere shows zagen hanteren grotendeels zoek was. In de lijn met laatste worp You’re Dead! was dit een chaotische geluidstrip, extra in de verf gezet door de indrukwekkende visuals die op een 3D dubbelscherm werden geprojecteerd. In plaats van de jazz fusion gekte uit die plaat werd de set hier bepaald door selecties uit het gehele oeuvre van Stephen Ellison, aangevuld met ander lekkers. Zo passeerde het door Ellison geproducete “Wesley’s Theory” van Kendrick Lamar aan het einde van de set, gevolgd door een G-funk knaller van Dr. Dre.
Aanvankelijk leunde de set erg sterk op ouder materiaal: diep ronkende bassen en tribale ritmes uit Los Angeles in de hutsepot gegooid met de kosmische beats van Cosmogramma. IJzersterk materiaal (het blijven dan ook FlyLo’s beste platen), vaak ook in boeiende alternatieve versies, maar hier dus wel ingebed in een nogal arbitraire setopbouw die zwalpte tussen opzwepend en onderhoudend. Het sterkste stuk passeerde ergens in de middenmoot, wanneer “Do The Astral Plane” eindelijk een klein housefeestje deed losbarsten in een nogal lauw Koninklijk Circus en de vlam tot enkele songs verder brandende hield. “Putty Boy Strut” en vooral “Never Catch Me” aan het einde van de set (wanneer een resem You’re Dead! songs alsnog voor de beloofde psychedelische trip zorgden) zouden verderop hetzelfde
klaarspelen en wanneer FlyLo hier en daar tot Captain Murphy transformeerde om voor zijn beeldschermen een potje te komen rappen wist hij ook steeds het publiek wat op te hitsen, maar ontploffen deed de zaal eigenlijk nooit.
Misschien ligt het gedeeltelijk aan de zaal, niet bepaald de ideale setting voor een zweterig hiphopfeestje, het wat belabberde geluid, of aan het feit dat dit een zondagavond was, maar de bric-à-brac manier waarop Ellison zijn songs selecteerde zat er vast ook voor iets tussen. Bovendien vielen er ook enkele simpelweg zwakke momenten te rapen, zoals wanneer “Coronus, The Terminator”, nochtans een uitschieter van jewelste op You’re Dead!, tot een mislukte karaokejam werd vertimmerd door de duidelijk beperkte zangkwaliteiten van FlyLo.
Kortom, niet de verwachte zegetocht zoals enkele van zijn eerdere passages dat wel waren. Al moeten we dat zeker niet overdrijven, het materiaal is en blijft indrukwekkend en zelfs in een wat rommelige vorm zijn de hoge pieken niet te miskennen. Desalniettemin, van zo’n conceptueel genie als Flying Lotus zou het toch wat meer mogen zijn, zeker gezien de hoge toppen die hij eerder al scheerde.