Eens op het jaar verandert het Oost-Vlaamse stadje Zottegem naar
het epicentrum van de postrock, een genre dat tot ieders
verbeelding weet te spreken. Enerzijds omdat de term zo ambigue is
als hij groot is en de facto op iedere vorm van ongemeen sferische
muziek kan slaan die zich wenst af te zetten van de gebruikelijke
normen en hypnotiserende composities ambieert te creëren als
remedie tegen deze conformistische richtsnoeren. Anderzijds omdat
de muziek die deze filosofie voortbrengt terecht als wonderbaarlijk
mooi aanzien mag worden. Hoewel postrock natuurlijk zijn voor- en
tegenstanders kent, was er dat weekend in Zottegem geen enkele
oppositie te vinden voor de langgerekte noten en eventjes waanden
de Bevergemse Vijvers zich het walhalla van de episch sferische
soundscapes. Te midden van het zonovergoten landschap
bevond er zich een in diepe duisternis gehulde feestzaal, waar
menig meeslepend artiest het podium mocht beklimmen en magie in
iedere hoek school.
Dunk!festival is genieten van zonsopgang tot zonsopgang, en dit
verhuld in betoverende melodieën. Een hele horde verwoedde
vrijwilligers zet zich keer op keer in om dit evenement mogelijk te
maken, en dat heeft duidelijk zijn vruchten afgeworpen. Anno 2011
kan men maar liefst drie dagen op rij genieten van gevestigde en
minder gevestigde waarden uit het postrocklandschap. Dit bleek niet
enkel een kwantitatieve, maar ook een kwalitatieve uitbreiding te
zijn. Al wie zou denken dat postrock na twee dagen meer dan
verveelt, werd zijn ongelijk bewezen. Het genre is veelzijdig
genoeg om af en toe buiten de lijntjes te kleuren. Met de
oprichting van dunk!records maakten de organisatoren hun streven
compleet. Dunk!festival is springlevend en bewijst zeer veel in
zijn mars te hebben, zoals bijvoorbeeld…
VRIJDAG 22 APRIL
Het festival stak van wal met een gevestigde waarde.
God is an Astronaut is al drie jaar lang steevast
een van de headliners op Dunk. Het zou u dan ook kunnen verwonderen
waarom men zo’n publiekslokker als het ware als voorprogramma laat
spelen voor het minder bekende Junius en die andere vaste waarde
(zij het hier slechts twee jaar op rij) Maybeshewill. God is an
Astronaut kwamen dan ook slechts met mondjesmaat op gang. De
energie die zij wensten over te brengen, ging bij aanvang haast
volledig verloren in een quasi apathisch publiek. Oudere nummers
zouden echter soelaas brengen en tegen de tijd dat Kinsella en de
zijnen het populaire bisnummer ‘Fireflies and Empty Skies’
inzetten, was heel het publiek helemaal in zijn nopjes. Het
audiovisuele aspect dat deze goddelijke astronauten hun
toeschouwers boden, zat hier vast voor iets tussen. Op de muur
werden antieke griezelfilms en dergelijke geprojecteerd, als
perfecte ondersteuning bij de muziek.
Het contrast met het Amerikaanse Junius kon alvast
niet groter. Van het bijzonder sfeervolle, zij het enigszins
eentonige God is an Astronaut, naar een experiment in de vermenging
van genres. Als ultieme bewijs van hoe breed de term ‘postrock’
geïnterpreteerd mag worden, liet Junius hardcore elementen toe in
zijn set. Het feit dat hun muziek een ongeziene zwartgalligheid
bezong, stoorde ons nog meer dan deze vreemde combinatie. Net zoals
Atlas waande Junius zich het gewicht van de hemelen op zijn
schouders te torsen. Het zal u dan ook niet verbazen dat hun
laatste album toepasselijk ‘The Martyrdom of a Catastrophist’
genoemd werd.
Last but not least stond die avond ook nog
Maybeshewill op het programma. De Britse band is
een graag geziene gast op Dunk!festival. Destijds werden ze met
open armen onthaald, en het publiek was klaarblijkelijk nog niet
vergeten hoezeer ze exact één jaar geleden genoten hebben. De
‘Louie Louie’-mopjes (waarmee een aantal pueriele dronkaards vorig
jaar bijna Thee Silver Mount Zion hebben weggejaagd) waren nog
steeds in grote getale aanwezig. Het contrast met het zwaarmoedige
Junius kon alvast niet groter. Maybeshewill bracht dartele en
dansbare mathrock naar de Zottegemse vlakten. Ze konden echter
voornamelijk in het tussenspel en in de vocale samples niet
wegstoppen dat hun muziek een geluid als dat van 65daysofstatic
nastreeft. Hier en daar waren ook knotgekke xylofoonintermezzo’s te
horen die aan múm herinneren. Maybeshewill gunde zijn publiek reeds
een geslaagd voorsmaakje van hun nieuwste, derde album dat ze eind
mei zullen uitbrengen onder de naam ‘I Was Here for a Moment, Then
I Was Gone’. En zoals te verwachten was, sloot ook het Britse
viertal af met hun publieksfavoriet. ‘He Films the Clouds, Pt. 2’
werd onder luid gejoel en eendrachtig gezang onthaald: een geslaagd
nummer om een eerste, wonderlijke dag op Dunk!festival mee af te
sluiten.
ZATERDAG 23 APRIL
Bij het ochtendgloren kwamen wij op zaterdag uit
onze tent gekropen voor Wild Dogs in Winter, die
een aangename set op poten zetten. De gitaristen hielden er een
bijzondere manier van spelen op na: af en toe speelden ze eerder
viool dan gitaar op hun instrument, met een drumstok als
strijkstok. Ook verblijdden Wild Dogs in Winter ons met een aantal
originele drumsynths. Op het ene moment vormden deze een
welgekomene, originele afwisseling voor dit ietwat eentonige
concert, maar op een ander moment bleek het nauwelijks gepast. Zo
werd de climax van het eerste deel van een nummer volledig
verstoord, hoewel we moeten toegeven dat de drumsynths net
datzelfde nummer nadien tot op een hoger niveau tilden.
Heel wat minder braaf ging het er aan toe bij Tides of
Nebula, die volledig, soms zelfs tot op het gewelddadige
af, opgingen in hun muziek, en deze energie perfect wisten over te
brengen naar hun begerig meewiegende publiek. Zo vormde Tides of
Nebula een vroegtijdig hoogtepunt in de vooravond. De frontman
complimenteerde het festival met een veelvoud aan thank
you’s, en verzekerde zijn publiek dat Dunk nog immens gaat
groeien. Iets waar wij alvast naar uitkijken.
De toeschouwers die nog steeds gehypnotiseerd ronddwaalden dankzij
de melodieën van Tides of Nebula, dropen echter in grote getale af
toen Eye of Time het podium betrad. Eye of Time is
een tweemanschap, waarin vooral de keyboardspeler zich voordeed als
een malafide spin-off van Fuck Buttons. Hun geluid kon in de verste
verte niet aan ‘Tarot Sport’ tippen. Ook werden wij opgeschrikt
door een onverwacht en ongepast geschreeuw, dat nog ver buiten de
concertzaal te horen was. Eye of Time bracht voornamelijk
drones die helemaal nergens heen leken te leiden, en wist
aldus helemaal niet te overtuigen.
Reikhalzend werd er uitgekeken naar de komst van het Duitse
Kokomo. Hun eerste album, ‘If Wolves’, werd na een
charmante passage vorig jaar op het festival uitgebracht op het
spiksplinternieuwe dunk!records. Geen betere tijd dus om het album
officieel te lanceren dan op Dunk!festival 2011. Kokomo bewees dat
het zijn platencontract dubbel en dik verdiend heeft met een set om
‘u’ tegen te zeggen. Het toont zich een minder poppy variant van
het door ons overdreven bejubelde For a Minor Reflection. Kokomo
speelt nog steeds niet zonder schoonheidsfoutjes, maar dat vergeven
we hen graag aangezien dat het in feite des te charmanter maakt.
Met heel wat variatie in de nummers sprokkelden en zij een
wervelende set bijeen.
The Ascent of Everest mocht later op de avond
aantreden. Zij plachten zich te differentiëren van de andere
postrockbands op allerhande manieren. Allereerst bevat The Ascent
of Everest een celliste die het beste van zichzelf weet te geven op
een bijzonder lyrische manier. De instrumenten die dit optreden
voornamelijk ingekleurd hebben, zijn dan ook cello en drums. Ook de
xylofoon werd belangrijk genoeg geacht voor zijn moment de
gloire. Dit instrument mocht zelfs a capella zijn publiek
verblijden, al was er net iets te veel geroezemoes in de zaal om
dit magische moment volledig tot zijn recht te laten komen.
De groep kiest er ook niet voor om volledig instrumentaal te
spelen, in tegenstelling tot bands als Explosions in the Sky. Meer
zelfs: The Ascent of Everest maakt gebruik van maar liefst twee
vocalen. Initieel lijken de stemmen vreemd bij elkaar te klinken.
Haar sopraanstem wijkt heel wat af in hoogte en schelheid dan zijn
timbre, hoewel deze ook vrouwelijk aandoet. Uiteindelijk zal
eenieder toch moeten toegeven dat de twee stemmen haast
zielsverwanten zijn en het niveau tot een danig hoog niveau krikken
dat het niet verwonderlijk is dat deze band vlak voor hoofdact van
de dag Caspian mag aantreden. The Ascent of Everest werkt eveneens
met visuals, wat het geheel des te sfeervol maakt.
Zoals twee zinnen geleden reeds vermeld, mocht
Caspian (niet te verwarren met dubstepwonderkind
Caspa) zich die avond kronen tot hoofdact van het etmaal. De
Amerikaanse band werd op handen gedragen door de talrijke fans
aanwezig. En terecht ook, Caspian weet waar het mee bezig is en
maakt postrock als de beste. Hun muziek is volleerd, volgens het
boekje en helaas uitermate voorspelbaar. Het weet zijn
scapes op te drijven naar torenhoge climaxen en doet dit
met overgave, doch zonder verrassingen. Caspian was aldus zeker een
hoofdact waardig, maar toonde zich toch minderwaardig aan sommige
minder bekende maar des te fantastische groepen.
ZONDAG 24 APRIL
Überkitsch zorgde dan ook voor een
gigantische stijlbreuk toen zij vervolgens op zondagmiddag de bühne
mochten beklimmen. Deze sympathieke Aalstenaars mochten zich eind
november de terechte winnaars noemen van de Muze Rockrally en
werden hiervoor beloond met een halfuur vuurwerk op het podium van
Dunk!festival. Het genre dat zij bekleden is echter niet meteen
postrock te noemen, hoewel zij pogingen ondernomen hebben om
(speciaal voor dit evenement) nieuwe nummers te schrijven die meer
in de lijn van postrock liggen. Ondanks de goede voornemens zijn
Kristof Souvagie en de zijnen hier niet aan toegekomen. Wat zij wel
brachten, was licht psychedelische rock, een verademing op
zondagmiddag dat van ons part zeker het label ‘veelbelovend’ met
zich meekrijgt.
Er stond wel meer Belgische trots op het podium die zondag. Ook de
volgende groep had het niet volledig begrepen op postrock. Zo
bracht Mary&Me muziek als een circusact. Met
‘Songs for Johnny’ hadden ze zichzelf op de landkaart geplaatst.
Elke Boon drijft, net als haar medemuzikanten, haar stem tot het
absolute uiterste. Het resultaat is best prachtig, maar eveneens,
zoals ze het zelf zingt, “so freaky”. En dat zijn dus niet eens
onze eigen woorden. Aan de songteksten mag echter nog gewerkt
worden, tenzij u “You drive me mad/it feels so sad” een geslaagd
rijmpje vinden.
Het Deense Lis Er Stille maakt er een sport van er
compleet op los te beuken. Reeds bij aanvang van het concert kon
een stemming opgemerkt worden die dramatisch dreigde. Deze
bedreiging werd nog meer aangescherpt dankzij de orgelnoten die uit
het keyboard getoverd werden en de lugubere vocals, die naar het
einde toe een steeds prominentere plaats opeisten, tot op het
apocalyptische af. Lis Er Stille neemt zijn toeschouwers mee naar
een volledig andere wereld, iets waar geen enkele band dat weekend
voor hen in geslaagd was. De muziek die zij in alle gewelddadigheid
fabriceerden zou niet bepaald als toegankelijk kunnen omschreven
worden, maar is wel meeslepend as hell.
Groot was dan ook onze verbazing toen bleek dat we
dergelijk hoogtepunt maar liefst twee keer na elkaar zouden
beleven. Boosdoener van dienst heet Her Name is
Calla, een Brits experimenteel collectief onder leiding
van Tom Morris. Hun opbouw naar een climax was wel veel ingetogener
dan de mokerslag die Lis Er Stille ons amper een halfuur voordien
bezorgde. Dit deed echter geen afbreuk aan hun geluid, integendeel.
Kleppers van op ‘The Heritage’, zoals opener ‘Nylon’ en afsluiter
‘New England’, en pareltjes van op kersvers laatste wapenfeit ‘The
Quiet Lamb’ schiepen een melodieus panorama aan imponerende noten.
Zelfs een oud nummer van op ‘Motherfucker’ mocht de revue passeren.
Het meest memorabel was echter de festivalversie van ‘New England’,
waar Morris zijn microfoon en gitaar in een innige omhelzing tegen
zijn borst drukte, ze verhief tot evenwichtsoefening of zelfs zijn
gitaar wegschonk aan het publiek, als één grote vlaag van waanzin.
Her Name is Calla wist half Dunk naar het zaaltje met de
merchandise te lokken. En terecht, want het geluid dat zij
vervaardigen werd nog nooit eerder zo beeldschoon gehoord.
Nog meer Belgisch geweld! Cecilia::Eyes is, in
tegenstelling tot zijn landgenoten die eerder mochten aantreden,
wel een volwaardige postrockband te noemen, die in januari nog het
voorprogramma mocht verzorgen voor iLiKETRAiNS. Het vijftal had
enkel de tegenspoed dat ze na twee zo’n uitzonderlijke bands
moesten spelen. De Henegouwse shoegaze was wel te pruimen, maar
allesbehalve bijzonder als je hun prestatie vergelijkt met die van
Her Name is Calla en Lis Er Stille. Ondanks ettelijke
schoonheidsfoutjes wisten ze toch af en toe met verve uit hun
voegen te barsten.
Arms and Sleepers bestond dan weer uit een
tweemanschap dat via allerhande samples en visuals een unieke
presentatie tracht na te streven. Zonder twijfel is dit bijzonder
sferische geheel een van de meest beklijvende momenten geweest van
het hele weekend. Met slechts twee notebooks, één gitaar en één
microfoon vuurde Arms and Sleepers een heel arsenaal magie op zijn
publiek af. In die formule bevindt zich dan ook het eerste en enige
minpunt van hun set: in feite is het bijzonder jammer dat er niet
meer echte instrumenten naar het podium gehaald worden. Maar u
hoort ons uiteindelijk niet klagen hoor. Arms and Sleepers biedt
verkwikkend fantastische slaapliedjes waar u lang niet goed van
zult zijn.
Langverwachte headliner EF mocht de deuren van
Dunk!festival sluiten, maar zou dit niet doen zonder eerst zijn
publiek te belonen met een inspirerend mooie set. In 2010 bracht de
Zweedse band hun ‘Mourning Golden Morning’ uit. Vooral ‘Sons of
Ghosts’ uit datzelfde album zou de omstanders compleet van hun
sokken blazen. EF stond twee jaar terug ook reeds als headliner te
pronken op de affiche, en zou nu zijn prestatie van die avond
ruimschoots herhalen. Enthousiast als een klein kind zette hun
getatoeëerde gitarist slash tambourine man aan tot
handengeklap. Lustig werd er dan ook gedanst op de lieflijke
melodieën. EF brengt geen apocalyptische doodsangsten, maar ronduit
prachtige poppy postrocksongs. Een perfecte afsluiter, me dunkt.