"Shakeshakeshakeshake" is de oerkreet waarmee The Rapture zijn set opent. Geen bilspier die op dat moment ter plaatse rust houdt. De muziek van het New Yorkse viertal nodigt uit om te dansen, te zingen en indien mogelijk: in het rond te springen. En daar was ruim de kans toe op de uitgestrekte, zonovergoten vlakte van The Last Arena.
De New Yorkers beginnen hun set met het immer fantastische "Out On The Races On To The Tracks", hun doorbraakhit, die een enkeling zelfs als het begin van de punkfunkhype durft te betitelen. Live klinkt het nummer even urgent als swingend, en is het zo de ideale opener.
"It smells like a mixture of vinegar and shit here" weet frontman Luke Jenner na afloop van het nummer te melden. Te bedenken dat het festival dan nog niet halfweg is, en hij overschot van gelijk heeft. Niet getreurd echter: de muziek maakt de ronduit gortige stank ruimschoots goed.
Na de fantastische opener volgt al snel de meest recente single "Get Myself Into It". Een publieksfavoriet, hoewel het concert verder niet echt uitschieters kent. Het is dan ook meer een aaneenschakeling van songs. Wat knap is: het toont dat er aan het totaalplaatje wordt gedacht, terwijl veel bands zich vaak beperken tot het brengen van losse nummers.
"Pieces of The People We Love" volgt halverwege en geeft de saxofonist van dienst de kans om even geheel loos te gaan. Voor een keer vervelen saxofoonsolo’s eens niet. Vervolgens worden ook nog oudjes "House Of Jealous Lovers" en "Sister Saviour" een manisch jasje aangemeten.
Na "Whoo! Alright – Yeah … Uh Huh" gaat de rek er echter een beetje uit. De band mist nog enkele sterke nummers om de set compleet te maken. Maar laat dat slechts detailkritiek zijn. Ook al ontbreekt het de vier New Yorkers aan de intensiteit van 65daysofstatic of de authenticiteit van Two Gallants, ze zijn verdomd goed in wat ze doen: feesten op gang trekken. Ook daar is vakmanschap voor nodig. En een koebel, zo blijkt.