Net wanneer we aan deze recensie willen beginnen, bereikt ons het bericht dat Baudoin volgend jaar een album in de Vrije Vluchtreeks van Dupuis gaat maken. En de grootmeester van de zwart-witstrip gaat er zich aan kleur wagen. Het roept grote verwachtingen op, maar misschien is het wel tijd voor de Fransman om iets nieuws te doen: in De weg van Saint-Jean brengt hij zijn zwart-witkunst immers tot perfectie. Kan beter nog wel?
Schreven we bij de bespreking van Het portret nog “Het verhaal is niet belangrijk, de emotionele ontwikkeling van de hoofdpersonages is dat wel”, in De weg van Saint-Jean trekt Baudoin dat nog verder door: van een verhaal is nauwelijks nog sprake.
Een korte inleiding legt uit dat de nieuwste Baudoin een ‘onaf’ boek is. Regelmatig zal hij er aan blijven werken en inderdaad valt De weg van Saint-Jean nog het best te vergelijken met een dagboek. Rode draad is de genaamde ‘weg van Saint-Jean’ bij zijn geboorteplaats Villars-sur-Var (streek van Nice), een weg die hij als kind al regelmatig bewandelde.
Baudoin laat zijn gedachten en pen de vrije loop. Terwijl hij de natuur tekent, details uit het landschap, beelden uit een verleden, haalt de schrijver in hem herinneringen op. Vaak gaat het om een paginagrote prent en wat bijkomend commentaar. Het zijn prenten die stuk voor stuk ingelijst kunnen worden. Bijzonder mooi is de techniek om een oude prent op een nieuw blad papier te kleven en die op het nieuwe blad verder te zetten.
Ook als Baudoin naar Canada verhuist om in Quebec te gaan doceren, blijft hij mentaal de weg van Saint-Jean afgaan. Het is het moment waarop ook existentiële twijfels aan de auteur gaan knagen: “Ik ben geen docent, en evenmin stripauteur, zoals ik ook nooit opa of boekhouder ben geweest. Ik wil slechts tekenen wat ik denk dat de bomen zeggen.”
In de Nederlandse uitgaven zijn al acht pagina’s meer opgenomen dan in de Franse die van januari dateert. Net genoeg om het ook over elf september te hebben. “Allemaal stommeriken, ja” schrijft Baudoin woedend terwijl hij twee bladzijden lang mooie bloemen tekent. “Stommeriken, net als ik.”
De weg van Saint-Jean kun je bezwaarlijk nog als een strip pur sang beschouwen. Het is pure poëzie. Baudoin verfijnt zijn penseelkunst tot op eenzame hoogte en maakte alweer een pareltje van verstilde schoonheid. En dat zal hij dus op geregelde tijdstippen uitbreiden. Lieten we de term meesterwerk al vallen?