Een monument als Terug Naar Oosterdonk geeft de indruk dat de jaren vijftig een heerlijke tijd moet zijn geweest om de kindertijd door te brengen. Helaas is dat slechts romantiek, afgaande op een van de populairste beeldverhalen uit die periode.
In de jaren vijfitg, het tijdperk dat de toekomst begon, stond de jongerencultuur nog in zijn kinderschoenen. Elvis mocht dan wel zijn eerste heupbewegingen maken, het meeste vertier voor een jongeling kwam uit de eigen fantasie en het aloude jongensboek of, stilaan, het stripverhaal. In Vlaanderen zijn Vandersteen en Sleen aan een onstuitbare opmars bezig en in Nederland is iets gelijkaardig aan de hand: in 1945 verschijnen De avonturen van kapitein Rob voor het eerst in Het Parool. Die verhalen groeien in de aanloop naar de sixties uit tot een succes. Tot er in 1966, door het overlijden van auteur Pieter Kuhn, een einde komt aan de reeks.
Sindsdien groeide de serie uit tot een soort cultfenomeen en daar is alle reden toe: De avonturen van kapitein Rob zijn geen strips in de alledaagse betekenis: tekst en tekeningen staan nog apart, waardoor je als lezer je alertheid moet bewaren zodat je niet als een gek over de tekst vliegt en de tekeningen laat voor wat ze zijn. Want die tekeningen, die zijn een streling voor het oog. Een blik op een plaat en je waant je eind jaren vijftig, begin jaren zestig: in een zeer realistische stijl zet Kuhn archetypes neer zoals je ze nu niet meer tegenkomt. Denk daarbij gerust zowel aan popart als aan de Koude Oorlog, want dit is klassieker dan klassiek.
Ook de verhalen die verteld worden, zijn absoluut tijdsgebonden. Een hedendaagse lezer die — tenzij uit nostalgische overwegingen — een album van Kapitein Rob ter hand neemt, zet best een ironische bril op, al was het maar om te voorkomen dat het album snel terzijde gelegd wordt. Want de jaren vijftig en het heden, het is een verschil van dag en nacht. Wanneer in De onberaden weddenschap beschreven wordt hoe Kok Danny heerlijke maaltijden kan bereiden dankzij de nieuwste apparaten — op het begeleidende plaatje zie je hem een lepel in een pot steken — kan je alleen maar blij zijn dat de technologie sindsdien een hoge vlucht heeft genomen.
Qua verhaal blinken beide albums uit in een kigheid die bijna niet meer voor mogelijk te houden is. In Het wrak van de Tramontana wordt er gezocht naar een scheepswrak met een interessante lading. Op zich een, zeg maar, interessant gegeven, maar te makkelijke ontsnappingen uit gevangenissen en zoektochten in ruïnes volstaan niet om lang te boeien.
Vraag is dan ook voor wie deze albums eigenlijk bedoeld zijn? Jongeren van nu zullen ze alvast niet meer aanspreken en wie last heeft van jeugdsentiment wil vast zijn eigen romantische herinneren aan Kapitein Rob niet onderuit halen door opnieuw de confrontatie aan te gaan met wat decennia geleden aan de snakenborst gedrukt werd.
Voor cult- en curiosaliefhebbers hebben deze werkjes van Pieter Kuhn vast nog enige waarde, maar of het de bedoeling is dat de albums de rol van — cru gesteld — uitlachobject krijgen, lijkt ook maar bedenkelijk. Conclusie: leuk als artefact van hoe een bepaald deel van de burgerlijke jongelui lang geleden zichzelf bezighield in de vrije uurtjes, maar een meerwaarde heeft dit werk — helaas — niet meer. Dan liever Kapitein Haddock.