Rammelen en rocken, daar staat de Australische Courtney Barnett voor, en beide elementen waren dan ook ruimschoots aanwezig afgelopen zondag.
Waarom is Courtney Barnett zo plots het nieuwe indiesnoepje geworden? Goede vraag, want echt goed in de markt ligt haar muziek niet. Tussen de technische hoogvliegers van Alt-J en consorten enerzijds en de sixtiesrevival anderzijs parkeert Barnett het liefst nummers waar de eenvoud van af druipt (drie effectenpedalen stonden op haar te wachten, niets vergeleken met het oorlogstuig van sommige andere groepen). Eenvoudig was ook het concert afgelopen zondag, niet meer maar zeker ook niet minder.
Wie immers emotioneel uitgewrongen achter wil blijven na een concertavond, was hier aan het foute adres. Courtney Barnett en haar band kwamen vooral een uurtje ontspannen rocken. Daarbij stond de groep ook met zichtbaar speelplezier op het podium — het grootste deel van de tijd toch. Verschillende keren kon de zaal haar kamerbrede lach aanschouwen, en de zangeres is duidelijk blij, verbaasd en dankbaar met alle kansen die ze tegenwoordig krijgt. Vergelijk dat maar eens met concerten van bepaalde andere groepen, waarbij het optreden soms niet meer lijkt te zijn dan met een zuurpruimengezicht een keertje met de collectebus rond gaan.
Openingsduo “David” en “Lance Jr.” toonden meteen wat Barnett in de aanbieding had: rommelige rammelrock die heen en weer stuitert, wat deze nummers dan ook heerlijk deden. “Canned Tomatoes” kon op plaat echter al moeilijk boeien, en daar komt live niet zo heel veel verandering in. Hoewel energiek gespeeld, is het nummer te drammerig om er een (te lange) coda aan te breien. Zeer spijtig was dat sommige nummers, zeker “Scotty Says”, “Blah” en “Pedestal” (allebei nieuwe nummers, die begin volgend jaar te vinden zullen zijn op haar echte debuutplaat) nogal te lijden hadden onder een bedenkelijke geluidsmix, waarbij Barnetts stem volledig overstemd werd door het gitaargeweld en de zangeres een beetje tegen de bierkaai zong. Barnett had evengoed in het IJslands kunnen zingen, geen hond had het gemerkt en het geheel werd daardoor een beetje een geluidsbrij. Leuke rifffestijnen, dat wel. “Out of The Woodwork” paktte het daarentegen wat bezadigder aan, en dobberde heerlijk over en weer.
“Anonymous Club” liet ook de meer dromerige kant van Barnett aan bod komen, en iedereen zag dat het goed was. De sfeervolle tweede gitaarpartij en een heerlijk heen en weer deinende opbouw maakten van het nummer een dankbaar rust- en hoogtepunt. Bij “Are You Looking After Yourself”, met de intentieverklaring “ I don’t want no 9 to 5, telling me that I’m alive” kwam echter ook weer het euvel van Barnetts stem die amper boven het gitaargeweld uitsteeg naar boven. “Avant Gardener” en “History Eraser” waren daarna logische afsluiters. Tot haar eigen grote verbazing mocht de zangeres nog eens terug het podium op, waarbij ze eenzaam een prachtig en bedachtzaam “Depreston” bracht, ook terug te vinden op die eerstgeborene die er zit aan te komen. Het nummer toonde goed dat Barnett zeker nog andere kwaliteiten heeft naast rammelen op haar gitaar. En net dat misten we soms een beetje: er hadden gerust nog een paar mooie dromerige en kalme nummers aan bod mogen komen. Het concert voelde soms wat te veel aan als een voortdurend gitaarfeestje, wat ergens ook de bedoeling was, maar een rustpauze af en toe is altijd welkom. Idealiter zouden deze twee elementen op haar platen en concerten gebroederlijk naast elkaar staan. Barnett kondigde meteen ook aan dat ze volgend jaar nog eens in ons land zal opduiken. U komt toch ook?