Jeugdauteur Bart Moeyaert heeft er al een bewogen leven op zitten. Na zijn schoolgaande jeugd in Brugge en Gent kwam hij in Brussel terecht, waar een carrière als leraar voor hem in het verschiet leek te liggen. Vervolgens werkte hij voor Flair en Averbode, waar zijn passie voor de jeugdliteratuur werd aangewakkerd als respectievelijk recensent en redacteur. Met De melkweg richt Moeyaert zich na talloze kinderboeken echter op een volwassen publiek, met een verbazingwekkend fris resultaat.
In De melkweg vertelt Moeyaert het verhaal van drie kinderen (Oskar, diens oudere broer Bossie en hun vriendinnetje Geesje), in een biografisch aandoende weerslag van een jeugd met zijn vreugden, pijnen en eenzaamheid. Moeyaert stelt zich de vraag hoe het voelt om jong te zijn en wat het betekent om op te groeien — de pijnen die daarmee gepaard gaan, plaatst de auteur niet voor het eerst in een quasi existentieel kader.
Het eerste beeld dat de schrijver oproept, vat meteen goed de lethargie waarmee de drie kinderen hun toekomst tegemoet zien. Sterk is dan dat Moeyaert telkens weer met dit plaatje, dat ook op de cover prijkt, op de proppen komt: de drie kinderen zitten te kijken naar hun omgeving (een straat die luistert naar de naam ‘Melkweg’) en tijdens het niksen boven op een oude muur van het bedrijf Oud Ijzer CV beschouwen ze op hun kinderlijke manier hun leven. Dagelijks komen een bejaarde vrouw, die ze Nancy Sinatra noemen, en haar teckel Jeckyll voorbij schuifelen, hetgeen binnen de roman gaandeweg een wederkerend element blijkt te zijn waaraan Moeyaert uiteindelijk zijn plot ophangt.
Met mondjesmaat legt de auteur de onderliggende problematiek van deze kinderen bloot: de beide broers ontvluchten hun huis, want hun moeder is reeds twee maanden in Italië om in het reine te komen met haar verwarde gedachten. De overwerkte vader, een journalist, heeft evenmin oog voor wat er omgaat in de zich vormende kindergeesten. Ook Geesje blijkt per slot van rekening een personage te zijn dat worstelt met verdriet, en dit omwille van de naderende dood van haar tante. De kunst van Moeyaerts stijl bestaat erin om het zwaarmoedige uitgangspunt niet te dramatiseren, maar juist een lichte tred te bewaren met als uitkomst de boodschap dat men altijd moet verdergaan in het leven omdat het beste nu eenmaal nog komen zal.
In de titel De melkweg ligt meteen ook de filosofische kern van dit boek besloten: hoe verhoudt de kindergeest zich tot de kosmos en welke lasten is een kind in staat te (ver)dragen zonder problemen? In de afwezigheid van de moeder, waarin men op een hoger niveau een soort metafoor voor de afwezigheid van God kan zien, gaan de kinderen steeds meer wegvluchten uit de realiteit.
De manier waarop de schrijver een diepere lading tussen de regels door suggereert, bewijst dat Moeyaert tot de beste jeugdauteurs van ons land behoort. De manier waarop volwassenen het boek lezen, verschilt dus danig van die van jongeren, niet in vocabularium, maar door de eigen interpretatie. Wanneer Moeyaert schot in het verhaal brengt door Bossie een weddenschap te laten aangaan over wie het eerst zal sterven — Nancy of Jeckyll– komt de jongere gewoon terecht in een spannende maalstroom, terwijl de volwassenen meteen een ethische lading bovenop de reeds gewichtig gelardeerde boterham krijgen.
Een laatste krachtpunt van dit boek is de afwisseling van kwetsbaarheid en stoerheid, die Moeyaert stilistisch heel ongedwongen weergeeft. Ook daardoor is De melkweg genietbaar voor lezers van alle leeftijden.