Hoe verhoudt het leven van een individu zich tot de maatschappelijke context waarbinnen dat individu zich beweegt? En hoe grijpt het verleden in op het heden, en via die interactie op de toekomst? Het zijn centrale vragen in het magnum opus dat Uwe Johnson de wereld naliet. Met zijn bijna 1600 bladzijden is Jahrestage alleen al in fysiek opzicht een monumentale roman. De noemer ‘monumentaal’ zit ook het inhoudelijke discours overigens als gegoten.
Oorspronkelijk werd Jahrestage uitgegeven in vier afzonderlijke delen. Het laatste boek zag pas in 1983 het licht, waarna de roman onmiddellijk faam ging genieten binnen het Duitse taalgebied. Uitgeverij Van Oorschot komt nu met een Nederlandse editie, in een ronduit uitnemende vertaling van Marc Hoogma. Johnsons turf vertalen is hoe dan ook een huzarenstuk, en dat bijlange niet alleen omwille van de lengte. De verspringende vertelperspectieven en de naadloze verwevenheid tussen de dagdagelijkse beslommeringen van protagoniste Gesine Cresspahl en het omringende wereldgebeuren dat het personage via The New York Times oppikt, stellen de vertaler voor een verre van eenvoudige opdracht. Het boek moet tegelijk behapbaar te lezen zijn, en toch de mystiek van het origineel intact houden. Af en toe verliest de lezer immers de pedalen, in die zin dat de vertellende stem hier en daar niet onmiddellijk te ontleden is – als expliciete stijlkeuze. Het maakt, ook in het Duits, deze Jahrestage tot een boek dat van zijn publiek een grote bereidheid vraagt, maar wie het engagement kan opbrengen om zich door het hele jaarverslag te worstelen, weet zich aan het slot verzekerd van een hartroerende ervaring.
De lengte van Jahrestage is hoe dan ook niet triviaal. Precies omdat de lezer zoveel tijd en energie moet investeren in het boek, krijgt hetgeen de lezer op- en meepikt een grotere waarde. Slechts aan de oppervlakte heeft Johnson het trouwens over het dagelijkse reilen en zeilen van Gesine Cresspahl, een inwijkelinge die na haar vlucht uit het door de Tweede Wereldoorlog verscheurde Duitsland probeert te aarden in de metropool die New York is. Hoewel haar dochter Marie initieel weinig voelt voor een bestaan in de Verenigde Staten, lijkt het er gaandeweg op dat zij zich moeiteloos assimileert. Gesine zelf wordt daarentegen meer geplaagd door haar herinneringen aan het Europese vasteland, onder de vorm van flarden terugblikken enerzijds en het getuige zijn van een oprukkend nazisme anderzijds. Johnson stelt zich dan ook vele vragen tegelijk. Hoe gaan verschillende generaties om met de wereldbrand die het Europa dat ooit hun dromen herbergde in lichterlaaie zette? Hoe zag vooroorlogs Duitsland er uit, en hoe manifesteerde het nazisme zich vooraleer het als belichaming van het grootst mogelijke kwaad naar buiten kwam? Welk leven was er mogelijk na het schisma dat Duitsland in twee kampen verdeelde? En heeft de wereld lessen getrokken uit hetgeen zich heeft voorgedaan, of is de oorlog in Vietnam een bewijs dat de machthebbers nauwelijks iets hebben opgestoken uit alle ellende die ze al berokkend hadden?
Ook wat bovenstaande betreft moge duidelijk zijn dat Johnson een lijvig boek nodig heeft. Hij neemt niet alleen zijn personages de pols, hij meet ook de tijding van het verleden en van het heden, en reflecteert op die manier latent over de universele conditie van de mens, die zich steeds binnen het bereik van overkoepelende machtsinstanties dient te bewegen. Ronduit uniek is dat Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl de verschillende lagen simultaan aanboort, in de ware zin van ‘gelijktijdig’: zelfs zonder van alinea te verspringen, duikt Johnson van Gesine’s levenswandel in krantenuittreksels die de tijdsgeest evoceren. De roman leest kortom hoogst modern, waarbij de stijloefening echter absoluut voortspruit vanuit de filosofische overtuiging dat individuele en maatschappelijke gesteldheid niet los te zien zijn van elkaar. Het is dus geen nieuwlichterij of avant-gardistische eye catcher, maar een consistent toegepaste techniek die de lezer nog nauwer op het beschrevene tracht te enten.
Zonder twijfel is deze Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl een noodzakelijke toevoeging aan de canon van de wereldliteratuur. Zelden tot nooit weet een auteur het concrete en het abstracte – de microkosmos van een personage en de macrokosmos van het voor- en naoorlogse tijdperk – zo geraffineerd en virtuoos met elkaar te verweven. Het enige aan dit boek dat oneigentijds aandoet, is zijn ontzagwekkende omvang. Die omvang loont echter. Lezen is per definitie een oefening in geduld – en die oefening rekt Johnson met verve tot zijn uiterste grenzen.