De tweelingparadox is een gedachte-experiment dat voortvloeit uit Albert Einsteins speciale relativiteitstheorie. Die stelt vereenvoudigd dat, als je een tweeling hebt waarvan de ene op aarde blijft en de andere als astronaut een ruimtereis tegen hoge snelheden maakt, deze laatste bij zijn terugkeer jonger zal zijn dan zijn broer. Dit hangt samen met het feit dat de tijd voor beide broers anders verloopt. Strikt genomen is er dan ook geen sprake van een paradox, als wel van verschillende ervaringen die samenhangen met de specifieke perspectieven.
In De tweelingparadox vertrekt de Nederlandse auteur Nowelle Barnhoorn ook vanuit het perspectief van een tweeling waarbij de beide broers hun leven steeds meer anders ingevuld zien. Het is de tweede roman van Barnhoorn, die in 2016 debuteerde met het positief onthaalde Schemerdieren, waarbij ze alvast voor de setting teruggreep naar de eigen heimat (het Friese Hurdegaryp). Centraal in die roman staat de oudere Pier die als conciërge aan de bak komt in Amsterdam, maar die na enkele tegenslagen op persoonlijk en werkvlak naar zijn geboortegrond terugkeert om alles te overschouwen. Ook in De Tweelingparadox staan het platteland en een reflectie op heden en verleden centraal. Ditmaal is het hoofdpersonage de late twintiger Mathis, die langzaam maar zeker een succesvolle carrière als fotograaf uitbouwt. Tijdens een verblijf in Spanje ziet hij zich echter opeens geconfronteerd met zichzelf en het leven dat hij lijkt te willen vergeten.
Dat leven is niet alleen zijn alleenstaande moeder, maar ook zijn gehandicapte tweelingbroer Thomas, met wie hij zowat alles deelde. Ze brengen dag en nacht met elkaar door en voelen zich geen van beiden gehinderd door de spasmes van Thomas, tot de puberteit intreedt en ze naar verschillende scholen trekken. Los van zijn broer tracht Mathis zichzelf een nieuwe identiteit aan te meten, waarbij Thomas eerst niet lijkt te bestaan en dan op de achtergrond langzaam opdoemt. Alles lijkt aanvankelijk nog vlot te verlopen en de band blijft behouden, tot Mathis zich toelegt op fotografie en er zowaar een talent voor heeft. Via zijn kennis (en vooral kunde) weet hij een job te versieren als assistent van een bekende fotograaf, waarna het hem professioneel steeds beter voor de wind gaat. Maar terwijl hij de wereld afreist, brokkelt zijn privéleven en het contact met zijn vriendin, moeder en ook broer steeds meer af.
In Barcelona blikt Mathis terug op zijn leven en zo komt de lezer via flashbacks en herinneringen te weten hoe hij en zijn broer steeds meer uit elkaar dreven. Met mondjesmaat en schematisch wordt hierbij ook het leven van Thomas uit de doeken gedaan: hoe hij zich steeds op het voorplan wist te plaatsen en zich aanvankelijk ook als een uitgesproken persoonlijkheid weet te manifesteren binnen de zorginstelling waar hij verblijft, tot ook bij hem een verandering optreedt. De manier waarop Barnhoorn de emoties en spanningen tussen beide broers weet te portretteren, alsook het schuldgevoel dat Mathis met zich mee lijkt te dragen, zijn — niet geheel verbazingwekkend — voor een deel autobiografisch. Net als haar hoofdpersonage heeft Barnhoorn immers een gehandicapte tweelingzus die in een instelling verblijft en geeft ze zelf toe dat er zekere gelijkenissen zijn.
Net zoals in haar debuut toont Barnhoorn zich hier als een begenadigd schrijver die de verstandhouding tussen haar personages weet te schetsen. Verhaaltechnisch schort er echter opnieuw wat, want er lijkt maar geen vaart in te komen. Eens de puberteit echt ingetreden is, lijkt Mathis’ persoonlijkheid nog weinig te evolueren. Hij hangt een luiheid en je-m’-en-foutisme aan dat zich over steeds meer gebieden in zijn leven uitspreidt, terwijl zijn broers persoonlijkheid meer verandert zonder dat er echt diep op wordt ingegaan. Het is vlot en treffend geschreven, maar het lijkt ook oppervlakkig. De kern tussen Mathis en Thomas is er, maar naarmate ze van elkaar vervreemden, lijkt ook Barnhoorn het moeilijker te vinden om hen echt nog tot leven te brengen en treedt een zekere herhaling op. In het bijzonder Mathis lijkt ter plaatse te trappelen.
Onverdienstelijk is De tweelingparadox zeker niet, maar tezelfdertijd blijven de werkpunten van Barnhoorns debuut ook in haar tweede roman zichtbaar. Als jonge auteur bewijst ze iets in haar mars te hebben, maar dient ze nog verder aan haar stijl te schaven en ook oog te hebben voor het bredere verhaal en niet louter de innerlijke gedachtegang van haar hoofdpersonage(s). Vooralsnog blijft ze ten dele op bekend terrein, wat zowel een vloek als een zegen kan zijn. Mogelijk zal ze minder schroom hebben wanneer ze het verhaal meer durft los te koppelen van haar eigen achtergrond en voluit voor een eigen visie durft gaan. Romanpersonages tot leven brengen kan ze immers al, het komt er nu vooral op aan dat ze de sprong moet durven maken. In die zin lijkt ze sterk op haar personage Mathis en geldt de boodschap voor hem evenzeer voor haar.