In 1942 pleegde Stefan Zweig op 60-jarige leeftijd zelfmoord in Petrópolis, Brazilië. De Oostenrijkse veelschrijver en “Jood door toeval” had het gevoel dat het Europa dat hij kende en liefhad, niet langer bestond. De Tweede Wereldoorlog had immers voorgoed afgerekend met zijn heimat Europa — Zweig reisde vrijelijk rond door een Europa dat hij als een geheel beschouwde – en het zou zelfs, als het Derde Rijk zou vallen, nooit meer zijn als voorheen.
Ondanks de jongere leeftijd waarop Zweig (samen met zijn vrouw) uit het leven stapte, laat hij een indrukwekkend oeuvre na dat theaterteksten, gedichten, biografieën, een autobiografie, romans en novelles omvat. Het korte Schaaknovelle dat Zweig in 1941 schreef, behoort tot een van zijn bekendere werken en laat zich in het licht van Zweigs zelfmoord enerzijds en een Europa dat in brand stond anderzijds gemakkelijk lezen als een metafoor voor Zweigs eigen leven en/of zijn visie op het veranderende (of stervende) Europa. Maar ook zonder enige voorkennis rond de ontstaangeschiedenis van het boek, blijft de novelle een intrigerende, korte leessessie.
De premisse van het werk is haast te eenvoudig voor woorden. Tijdens een bootreis van New York naar Buenos Aires merkt de verteller het schaakwonder Mirko Czentovic op, een enigmatisch figuur waarvan beweerd wordt dat zijn schaakkennis recht evenredig is met zijn totale gebrek aan intelligentie. Behoudens het schaken, dat hij zichzelf razendsnel aanleerde, dient Czentovic nergens voor, al heeft hij genoeg boerenslimheid om deze gebreken in zichzelf te erkennen en bijgevolg eenieder op een afstand te houden. Om de schaakmeester uit zijn hol te lokken, besluit de verteller schaakpartijen te organiseren, die zoals verwacht door de andere passagiers met interesse gevolgd worden.
Hoewel Czentovic zich uiteindelijk vertoont, kunnen de amateurschaakspelers hem weinig boeien, wat McConnor, de tegenstander van de verteller, in zijn eer krenkt. McConnor weet Czentovic evenwel te overtuigen met de belofte hem te vergoeden per gespeelde partij. Al snel blijkt uiteraard dat zelfs gezamenlijk geen van de spelers een partij is voor de grootmeester tot een toeschouwer (dr B.) zich in het spel mengt en Czentovic tot een remise (onbeslist spel) dwingt. Geïntrigeerd raakt de verteller met dr. B aan de praat waarna hij te weten komt hoe de teruggetrokken B. zich het schaakspel niet alleen eigen wist te maken maar het ook bijna zijn ondergang bewerkstelligde.
Met nauwelijks achtentachtig pagina`s en weinig `actie` lijkt Schaaknovelle bedrieglijk eenvoudig. Ook de premisse, twee schakers spelen enkele schaaksessies tegen elkaar, klinkt weinig opzienbarend. Toch weet Zweig vanuit deze eenvoduige elementen een indrukwekkend verhaal op te bouwen waarbij de psychologische diepgang en finale tragiek met recht en rede de novelle tot een van Zweigs bekendste werken maakt. De manier waarop niet alleen de stuurse en arrogante Czentovic maar ook de pragmatische, trotse McConnor en (finaal) de gekwelde dr. B vorm gegeven worden, mag exemplarisch heten.
Het is aanlokkelijk om in dr. B`s tragische levensgeschiedenis, een duidelijke verwijzing naar het nazisme te zien maar Zweigs boek overstijgt dit en plaatst met zijn novelle veeleer twee krachten tegen elkaar: de brutale, mechanische en blinde machine die Czentovic is tegen de gevoelige, steeds dromende en analytische geest van dr. B. Niet geheel verwonderlijk, rekening houdend met Zweigs levenseinde, wint de brute machine het van de geestelijke schoonheid, al laat Zweig zijn `held` niet ten onder gaan.
Schaaknovelle behoort tot de laatste werken die Zweig publiceerde alvorens hij samen met zijn vrouw vrijwillig uit het leven stapte. Hoewel hij een indrukwekkend en waardevol oeuvre achter zich liet, laat de novelle duidelijk zien dat de auteur nog lang niet uitverteld was noch zijn verwondering en sprankelende geest verloren was. Het is dan ook jammer dat hij voor zichzelf niet de uitweg zag die hij zijn romanpersonage dr. B wel gunde.