Edward Gibbons The History of the Decline and Fall of The Roman Empire tussen 1776 en 1789 gepubliceerd in een kloeke zes delen geldt nog steeds als het eerste werk dat de geschiedenis van Rome vanuit een modern historisch-wetenschappelijk perspectief bekeek. De vele voetnoten en het gebruik van primair bronnenmateriaal waren toen nog uniek en vernieuwend, waardoor het werk op een aantal vlakken dan ook weinig aan waarde heeft ingeboet. Maar Gibbons werk was ook een kind van zijn tijd.
Geschiedenis wordt immers altijd met de huidige bril bekeken waardoor bronnen en feiten geïnterpreteerd worden volgens bepaalde denkbeelden en opvattingen, geschiedenis of liever geschiedvertelling is dan ook minder statisch dan men graag denkt. Geen wonder dus dat geschiedenisboeken steeds geschreven en herschreven worden zonder dat er noodzakelijk baanbrekende of opvallende nieuwe gegevens en feiten aan het licht komen, alsook de steeds nederige positie die historici innemen wanneer zij het verleden trachten te ontsluieren voor het brede publiek. In die optiek is het niet meer dan logisch maar ook typerend voor deze tijd dat de internationaal erkende historica Mary Beard ondanks haar palmares haar boek SPQR als ondertitel een geschiedenis van het Romeinse rijk meegeeft en niet in navolging van Gibbons over `de geschiedenis` spreekt.
Beard heeft voor `haar` geschiedenis een opvallend tijdskader uitgekozen, waarbij niet zozeer haar startpunt (de geboorte van Rome) maar wel het eindmoment opmerkelijk is: ze kiest hier niet voor de val het West-Romeinse Rijk in 410 na Christus maar wel voor 212 na Christus, het jaar dat keizer Caracalla besliste om aan iedere vrije inwoner van het Romeinse rijk het volledige burgerschap te schenken en aldus het onderscheid tussen wie ooit de bezetter en wie de bezette was, uit te wissen. Het is een enigszins arbitraire keuze, al geldt dat voor elk eindpunt, al staat daar tegenover dat het toekennen van het Romeins staatsburgerschap aan alle inwoners van het rijk wel een lange geschiedenis van ongelijkheid kent die oorspronkelijk zelfs binnen het schiereiland gold.
Het Romeinse rijk was immers zowat zijn hele bestaan een verdeelde staat die lange tijd zelfs een onderscheid maakte tussen zij die erfgenamen waren van het oude koninkrijk Rome en zij die doorheen de tijd onder het Romeinse gezag kwamen te staan. Gunsten en afspraken maakten evenzeer deel uit van het bestuur als brute onderdrukking of bezetting, terwijl de geschiedenis continu herschreven werd. In die optiek is het dan ook veelzeggend dat Beard haar boek opent met Cicero`s aanval op Catilina, die ervan verdacht werd de bestaande orde omver te willen gooien. Als overwinnaar was het Cicero gegeven de geschiedenis te schrijven en voor zichzelf naam te maken binnen een Romeinse maatschappij die steeds zelfbewuster werd en het eigen verleden wenste te kennen. Voor Beard meteen ook de aanzet voor een verdere chronologische vertelling, al mag dat ook tussen haakjes gezet worden.
Veel meer dan een louter oplijsten van feiten en gegevens, plaatst ze immers een aantal vaststaande feiten op de helling en durft ze ook kritische stemmen aan bod te laten komen of gewoon toe te geven dat sommige veronderstellingen niet meer dan berekende gokken zijn. De geschiedenis zoals ze overgeleverd is, is dan ook niet alleen geschreven door de overwinnaars zoals het gezegde wil, maar ook door de heersende klassen die in de eerste plaats oog hadden voor de eigen kring en zich weinig van het `gemene volk` aantrok, behalve dan wanneer deze voor een bepaalde kar gespannen kon worden. Beard laat hen doorheen het boek hier en daar aan het woord, maar het is in de laatste twee hoofdstukken dat de niet-Romeinse aristocratie echt een eigen stem krijgt.
Het Romeinse rijk ligt een slordige tweeduizend jaar achter ons, niemand die zich nog weinig gelegen laat aan de vaak brutale manier waarop het rijk zich uitbreidde, bezondigde aan genocides of zijn stempel op de toen gekende wereld (vanuit Europees/Noordafrikaans/Midden-Oosten perspectief) maar tezelfdertijd is het een wereld die nog steeds akelig op de hedendaagse lijkt, met dezelfde debatten, twistpunten en kampen. In die zin heeft Beard meer dan gelijk dat we nog steeds een dialoog voeren met het verleden en dat dit verleden ons niet alleen iets leert over nu (wie de geschiedenis niet kent,…) maar ook over toen. Geschiedenis en het verleden zijn net zozeer dynamisch en veranderlijk als het heden en de toekomst, ook al liggen ze achter ons. Met SPQR maakt Beard duidelijk dat de `Romeinse geschiedenis` geen afgesloten hoofdstuk is en biedt ze tezelfdertijd een nieuwe en boeiende blik op een rijk dat een belangrijk deel van Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika blijvend mee gevormd heeft.