De Gentse moraalfilosoof Jan Verplaetse heeft naar eigen zeggen “de moderniteit als uitdaging” tot rode draad van zijn werk genomen. Hierbij beschouwt hij de moderniteit als het idee dat wetenschap en rationeel denken als uitgangspunten dienen en er aldus een samenleven van verschillende gezindten mogelijk is. Dit heeft vooralsnog niet geleid tot een reflectie over de hedendaagse maatschappij (dat doet zijn collega Patrick Loobuyck wel), maar wel over intrigerende uiteenzettingen over moraal en vrije wil.
Zijn eerste drie boeken hadden de ethiek als uitgangspunt (Het morele brein (2006), Het morele instinct (2008) en Over vrije wil (2011)), maar ditmaal richt hij zijn pijlen op het begrip “geluk”, zoals uit de ondertitel van Bloedroes, over onmodern geluk, al meteen blijkt. Voor Verplaetse en (mogelijk) veel anderen blijft bloed iets mysterieus dat de diepere zinnen aanspreekt en een oergevoel oproept. Om die fascinatie voor bloed beter te begrijpen, gaat Verplaetse op zoek naar hoe bloed en de visie erop doorheen de eeuwen in onze cultuur veranderd is, en of die gewijzigde visie ook iets zegt over ons als mensen.
Het boek is opgedeeld in drie delen (“Bloedmagie”, “Bloeddorst” en “Filmbloed”) die telkens vanuit een andere invalshoek onze fascinatie voor bloed blootleggen, maar zoals ook blijkt, niet afdoende is. Zo is er vooreerst de bovennatuurlijke kijk, waarbij bloed verbonden is met de andere wereld en naargelang de religieuze of filosofische opvatting ten goede of ten kwade geduid en gebruikt kan worden. Wat dit deel zo interessant maakt, is niet louter de religieus-historische kijk die stilstaat bij dierenoffers of het bloed van heiligen (dat voor de rooms-katholieke kerk zo belangrijk was), maar wel het feit dat zelfs de “koude” wetenschappen nog tot ver in de twintigste eeuw pogingen deden om in bloed een meer verheven en haast magisch element te vinden, alsof de “onttovering” van de wereld niet voor alles mocht gelden.
Het tweede deel van Bloedroes zet net de naturalistische visie voorop, waarbij bloed niet zozeer een verbinding legt met het bovenaardse, maar inspeelt op de instincten. Het zien of ruiken van bloed wakkert de laagste lusten en gewelddadigste impulsen aan: zo klonk de lang heersende theorie die bij oorlogen en de jacht een haast mythische status kreeg. Opnieuw wandelt Verplaetse langs de geschiedenis en de theorieën die elkaar afwisselden, terwijl de wetenschap steeds meer voet aan wal kreeg en met feiten de foute denkbeelden verjoeg. Een klein experiment van Verplaetse zelf, geeft voor hem de doodsteek, zodat alleen de huiver als optie overblijft.
Het huiveridee is uiteraard niet nieuw, al komt dit nergens duidelijker tot uiting dan in Bram Stokers
Heeft bloed dan zijn mythische en fascinerende status verloren? Voor Verplaetse lijkt het wel zo te zijn: de moderniteit heeft het bloed onttoverd zodat alleen de huiverervaring overblijft, die nooit echt kan zijn zonder in ethisch drijfzand weg te zinken. Bloedroes is zoals de ondertitel al verraadde onmodern, vandaag behoort de “verlichte” mens elders zijn geluk te vinden. Het lijkt ernaar dat Verplaetse dat in zijn volgende werk(en) verder wil onderzoeken. Een tweede cyclus in zijn onderzoek naar de huidige mens is duidelijk opgestart.