‘Television performing selected songs from Marquee Moon and other records’ stond daar plots, in de Facebook feed. Een ademhaling die stokte. Television was al geruime tijd terug bij elkaar, speelde nu en dan een concert, maar in de Benelux? Dat moet een eeuwigheid geleden zijn. Dus, op naar Haarlem voor een van de cruciale bands in de ontwikkeling van de Amerikaanse punk en gitaarrock, een regelrechte legende.
Want dat is de band toch wel. Misschien geen ronkende naam als CBGB-maatjes Ramones, Patti Smith, Talking Heads of Blondie (voor een stuk ook te danken aan het feit dat ze er in 1978 al mee ophielden), maar intussen wel uitgegroeid tot een iconische band met minstens een volbloed klassieker (Marquee Moon) op z’n conto en een invloed dit niet te berekenen valt. Niet dat het intussen een nieuw publiek opleverde, want naar goede gewoonte werd het ook nu vooral een bedoening voor old white dudes met grote platencollecties, maar die werden wel anderhalf uur lang getrakteerd op het minimalistische gitaarwalhalla van het legendarische New Yorkse kwartet, waarin Jimmy Rip al bijna een decennium geleden inviel voor Richard Lloyd.
Als er al iets aan te merken viel op het concert, dan is het wel de zwakke vocale performance van Tom Verlaine. Geen verrassing, want zelfs als jongeling wist de schriele slungel weinig indruk te maken met zijn overslaande, kwelende praatzang. Nu viel het hem echter nog moeilijker, lukte het hem zelfs niet om grofweg in de buurt te komen van de hogere noten, met hier en daar een pijnlijke grimas tot gevolg. Gelukkig zijn de songteksten dan ook eerder beperkt, of is de instrumentale moot van heel wat songs een stuk belangrijker. En daar zat het wél goed, want Verlaine mag er dan wel bijstaan als een apathische lantaarnpaal die zelden meer laat horen en zien dan een paar gemompelde worden en een zuinige glimlach: hij is nog altijd een van de unieke gitaristen van de rock-‘n-roll.
En het moet gezegd: de combinatie met Rip is goud waard. Zorgde die laatste voor de strakheid, potigheid en een meer conventionele gitaarheldrol, compleet met sterker in de Amerikaanse traditie geworteld snarengetrek waarmee hij pakweg zo zou kunnen opdraven in de E Street Band, dan blijft Verlaine een snarendichter die de snaren buigt met een combinatie van etherische lyriek en nonchalante cool. Samen brachten ze die unieke synergie opnieuw tot leven, geruggensteund door het no nonsense spel van Fred Smith (op bas nog statischer dan Verlaine) en Billy Ficca (drums). Terwijl het duidelijk nog wat warm lopen was tijdens opener “Prove It”, werd “Torn Curtain” meteen een eerste hoogtepunt.
Die ‘other records’ uit de aankondiging mocht trouwens met een korrel zout genomen worden, want de band liet zijn tweede album Adventure helemaal links liggen. Geen “Foxhole”, “Glory” of “The Fire” dus, maar wel een paar andere verrassingen. Zo werd “1880 Or So”, opener van de titelloze comebackplaat uit 1992, onverwacht een tweede hoogtepunt, met Rip die van leer trok met een knetterende bevlogenheid en zo het origineel volledig openscheurde. Het zou meteen ook een van de weinige keren zijn dat de band een song zo wist te rekken, want compacte Marquee Moon-klassiekers als “Venus” en “See No Evil” bleven ook nu gortdroog en strak, waarbij Rip de bijdragen van Lloyd haast identiek uit de vingers sleurde.
Dan waren de twee non-album tracks eigenlijk verrassender. “I’m Gonna Find You” was er al bij in 1974, toen Richard Hell nog deel uitmaakte van de band, maar zou nooit z’n weg vinden naar een album. Misschien omdat het naar Television-normen te traditioneel of te bluesy was? Het zorgde alleszins voor een verrassende wending, al was het nog niets in vergelijking met het grotendeels instrumentale “Persia”, waarvoor de band al helemaal opsteeg om te gaan zweven boven Spaanse hoogvlaktes en vervolgens uit te wijken naar het Midden-Oosten. Het miste wat samenhang en sleepte daardoor niet iets te lang aan, maar het meanderende gitaarwerk zorgde voor een regelrechte hypnose.
En ineens voelde je dat de band stilaan zou gaan afronden. Was “Guiding Light” al de minst overtuigende song op Marquee Moon (want slechte, zelfs matige songs zijn er niet op te rapen), dan werd dat ook nu bevestigd, al was het natuurlijk een goede opstap voor de geniale titelsong, zowat de enige die het complete publiek muisstil kreeg (waar dezer dagen een kleine mirakel voor nodig is in Nederland). De naadloos in elkaar gepaste onderdelen, de interactie van de gitaren, de even onverstoorbare als soepele ritmesectie: het klonk allemaal zo tijdloos, zo vanzelfsprekend perfect, dat het onwerkelijk is dat de song ooit door een stel twintigers in elkaar gestoken werd.
Het was het hoogtepunt van een concert dat niet echt verraste of overdonderde (al klonk de voor de hand liggende bis “Friction” wel heel erg lekker), maar dat er wel in slaagde om de essentie van Television nog eens uit de doeken te doen. De gretigheid kwam vooral van Rip en een energiek kloppende Ficca, terwijl Verlaine doorgaans omhoog staarde alsof hij de maten van de zaal aan het nemen was, maar er waren ook van die momenten die je doorgaans langs achter beslopen en je plots deden beseffen dat het kwartet op een lanceerplatform beland was waar het sublieme binnen handbereik was, met een samenspel en sound die bijna veertig jaar na het verschijnen van die eerste twee albums nog steeds buiten categorie zijn. En daarvoor willen we gerust een uur of acht in de auto zitten.