De ondertussen 82-jarige auteur Cormac McCarthy publiceerde in 1985 (twintig jaar na zijn debuut The Orchard Keeper de roman die later als zijn meesterwerk omschreven zou worden. Blood Meridian, or the Evening Redness in the West zou na een lauwe ontvangst aan momentum winnen en gaandeweg het werk worden waarnaar men zou verwijzen om McCarthy’s inktzwarte wereldbeeld te duiden. Bijna twintig jaar nadat het boek in het Nederlands verscheen, is het opnieuw beschikbaar.
Een vrolijke frans zal McCarthy nooit zijn, getuige ook zijn dystopische novelle The Road (2006) of de befaamde De Grenstrilogie ( de bundel All The Pretty Horses (1992), The Crossing (1994) en City Of The Plain, (1998)). Nergens echter lijkt hij zijn eigen naturalistische visie zo hard doorgedreven te hebben als in Meridiaan van bloed, waarbij het verhaal van de Glanton Gang (die echt heeft bestaan) de achtergrond vormt waartegen McCarthy de bloederige lotgevallen van zijn protagonist beschrijft.
Gebaseerd op bendelid Samuel Chamberlains memoires My Confession: The Recollections of a Rogue weet McCarthy zonder de historische feiten te negeren een beklemmend verhaal neer te pennen waar de wreedheid en onverschilligheid van elke pagina druipt, en de romantiek van het Wilde Westen genadeloos afgemaakt wordt en vervangen door een wereld waar overleven primeert, en begrippen als rechtvaardigheid, onschuld en boetedoening loos klinken. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van het naamloos gehouden hoofdpersonage, dat doorheen de roman louter als “de jongen” (The kid) wordt benoemd en in de laatste pagina’s “de man”.
Na enkele omzwervingen en het nodige lijden ontmoet hij voor de eerste maal de antagonist van het verhaal: de reusachtige, haarloze rechter Holden die een indrukwekkende eruditie koppelt aan een ontzagwekkende onverschilligheid en wreedheid en bij de jongen meteen een onuitwisbare indruk nalaat. Na deel genomen te hebben aan de desastreuze campagne van kapitein White om Mexico te heroveren voor de VS, sluit hij zich op voorstel van de oorloze Louis Toadvine (die eerder in het verhaal ook al even opdook) aan bij de troep scalpenjagers van John Joel Glanton, in wiens bonte troep van uitschot en gelukzoekers ook “de rechter” opnieuw opduikt als Glantons gelijke.
Hoewel Glanton en zijn bende in opdracht van de Mexicaanse regering jacht maken op indianen die geregeld kleine Mexicaanse nederzettingen uitmoorden, nemen ze hun job niet altijd even ernstig op en moorden ze zonder onderscheid oorlogszuchtige en vredelievende stammen uit, evenals de Mexicaanse dorpelingen die ze behoren te beschermen. De vraag naar wie onschuldig is en wie niet hoeft hier niet gesteld te worden want wat wreedheid betreft, lijken alle groepen aan elkaar gewaagd. Zo worden leden van Glantons bende levend gevild teruggevonden en durven Glantons kompanen de wapens tegen elkaar op te nemen, of een dorp waar ze enkele dagen eerder nog als helden waren binnen gehaald, in een poel van bloed en dood achter te laten.
De onvermijdelijke neergang van de bende is bekend en neergeschreven. Interessanter is de manier waarop McCarthy het gebeuren vanuit de ogen van de jongen hervertelt en daarbij in het bijzonder aandacht heeft voor het personage van de rechter, die door zowat iedereen bewonderd en gevreesd wordt. De laatste confrontatie tussen de rechter en de jongen, intussen man, op de laatste pagina’s van het boek hebben critici en recensenten dan ook al jaren verdeeld. McCarthy laat doelbewust het lot van de jongen/man in het ongewisse terwijl hij met evenveel diabolisch genot de rechter neerzet als een soort buitenwerelds figuur die net zo goed een geperverteerde gek, de personificatie van het kwaad of de onverschilligheid van het universum kan betekenen.
Met recht en rede is Merediaan van bloed omschreven als McCarthy’s beste werk en een klassieker in wording. De opeenstapeling van wreedheden en geweld mag dan wel typerend zijn voor zijn werk, de manier waarop het hier gepresenteerd wordt als deel uitmakend van het bestaan en haast achteloos en emotieloos wordt neergeschreven, is fascinerend en afstotend terzelfder tijd. Critici die het boek vanwege het vele geweld afstompend dan wel ondraaglijk vinden, hebben overschot van gelijk, al kan hiermee ook bevestigd worden dat wie doorbijt of zich aan een tweede lezing waagt, de waarde van het verhaal zal ontdekken, en gefascineerd zal doorlezen, in het besef dat er geen catharsis of (nieuw) inzicht aan het einde wacht, maar slechts een gapende leegte, gevuld met dood en verderf.