Er zijn er die beweren dat literair talent geen erfelijke basis heeft. Of die non-believers er dan effectief van uitgaan dat gezusters Emily en Charlotte Brontë met respectievelijk Wuthering Heights en Jane Eyre per toeval twee romantische ijkpunten binnen de canon hebben geschreven, is maar de vraag. Twee romans over een onmogelijke liefde zijn het, maar ook: twee romans over vrouwen die moeten strijden voor hun rechten, in een samenleving waar het zogeheten zwakke geslacht daar nog helemaal geen aanspraak op kon maken.
Maar liefst zestien keer werd Jane Eyre ondertussen verfilmd. Dat moet wel betekenen dat het niet alleen een belangrijk historisch document is voor feministen, maar ook wel degelijk een roman die tot de verbeelding spreekt. En inderdaad: het boek vandaag lezen, in een tijd waarin de strubbelingen van de protagoniste eigenlijk totaal niet meer invoelbaar zijn, aangezien de emancipatoire strijd van de vrouw ondertussen voor een groot stuk gestreden is, is nog steeds bevangen worden door een intens gevoel van tragiek. Dat de dramatische dimensie van het verhaal zijn tijdskader zo vanzelfsprekend overstijgt, heeft alles te maken met de intensiteit van Brontë’s stijl. Toen het boek iets voor halfweg 19e eeuw verscheen, was het om diezelfde reden zowel een doorslaand succes als een schandaal. De gruwelen waaraan het titelpersonage wordt blootgesteld, staan immers extreem invoelbaar te boek en de naturalistische context waarin de auteur haar vertelling heeft ingebed, zorgde destijds en nu nog steeds voor een uitzonderlijk indringende ervaring. Anders dan auteurs van de meeste ‘soortgelijke romans’ (voor zover die bestaan), beweegt Brontë zich niet van crisismoment naar crisismoment, waarbij ze de tussenliggende periodes van relatieve stabiliteit eerder snel afhandelt. Nee, haar tekst bevindt zich in een continue staat van crisis, het personage schurkt onderhuids de hele tijd tegen een priemende ontreddering aan. Meer dan in een plot, duikt Brontë eigenlijk onder in de psyche van haar karakter. Jane Eyre is met andere woorden allesbehalve een treurspel dat van punt A naar punt B leidt, en ondertussen de lezer in vervoering brengt. Eerder integendeel: het gaat om iemand die een voortdurend gevecht moet leveren. Met innerlijke demonen enerzijds, met een vijandige wereld anderzijds, en ten slotte met het idee van een liefde waarvan ze niet weet of die getolereerd zal worden. Vriend, vijand, maar ook zichzelf: alles wordt op termijn onderhevig aan twijfel.
Hoe is Charlotte Brontë erin geslaagd zich zo diep in te leven in een fictieve vrouw, een verzinsel? Speculanten opperen dat er veel van de schrijfster terugkeert in Eyre. Het meisje dat al snel ontvoogd wordt (Charlotte verloor haar moeder op zeer jonge leeftijd), dat later als gouvernante werkt en steeds meer moeite heeft om de ogenschijnlijke fata morgana van een ideale liefde een plaats te geven: het zijn elementen die terugkeren in de biografie van de auteur. Recent onderzoek wijst echter uit dat Brontë net als Eyre een tot op zekere hoogte koppig, weerbarstig iemand was, een figuur die er rotsvast van overtuigd was dat ze moest en zou opkomen voor datgene dat haar goeddunken wegdroeg, ongeacht de veroordelende blik waarmee de maatschappij haar denken en handelen bezag. Aan de andere kant zou Brontë in mindere mate het goedaardige van Eyre gehad hebben: ze was erg zelfbewust, redigeerde het werk van haar zussen (behalve Emily was ook Anne een schrijfster) ingrijpend en weigerde zich inschikkelijk op te stellen jegens uitgevers. Achteraf moet de lezer haar daar misschien dankbaar voor zijn, want wat zou er overblijven van de kracht van Jane Eyre als ze menig man aan haar hard bevochten parel had laten schaven? Misschien zou de lengte drastisch gereduceerd zijn, maar of dat dan een goede zaak was geweest …? Ondanks zijn inderdaad niet milde proporties, telt het boek zoals Brontë het heeft afgeleverd geen bladzijde te veel. Zoals gezegd: elke zin, elk woord, elke komma is er op gericht het publiek dichter op de huid van het aangrijpende hoofdpersonage te brengen. Op den duur adem je als lezer in haar nek, versnelt je hartslag wanneer Eyre op de vlucht slaat, kookt je bloed als haar onrecht wordt gedaan, huil je als zij in tranen uitbarst. De inleving is met andere woorden totaal. Niet mis voor een boek dat afstevent op een 170e verjaardag, toch?