“I’m only in it for the weekend” zong Cian Nugent in het bisnummer na zijn korte set in een halfvol Huis 23, en zo vatte hij in feite het hele gevoel van dit concert samen. Nugent kwam, gordde zijn gitaar om, speelde wat liedjes alsof het een gezellige zondagnamiddag was, en hield het na drie kwartier alweer voor bekeken.
Nochtans was Born With The Caul, die uitstekende plaat die de jonge Ierse Nugent twee jaar geleden met zijn band The Cosmos uitbracht, toch wat minder gezapig. Veeleer een levendige jamplaat waarin de werelden van psych, folk en bluesrock op vrij klassieke maar wel overtuigende wijze met elkaar in dialoog gingen. In Huis 23 speelde Nugent quasi uitsluitend nieuwe songs die opnieuw een wat ander geluid lieten horen.
Eerste opmerkelijke verschil: Nugent is volop gaan zingen, hij speelde zelfs maar twee instrumentale nummers. Daarvan mocht oudje “Grass Above My Head” de avond op gang trekken: een traag ontluikende ballade die naar het einde toe transformeerde in een wat meer stuwende folksong in de beste John Fahey-traditie. Verderop nog een lichtjes fantastisch nieuw nummer waarin Nugent zijn tokkelcapriolen sterk in de verf zette en melodisch wel wat naar James Blackshaw in een rustige bui neigde.
Tweede verschil: hoewel de American Primitivism-traditie een belangrijke uitvalsbasis blijft, valt toch op hoezeer Nugent zich alsmaar meer door klassieke singer-songwriters heeft laten inspireren. De invloed van Neil Young sijpelde geregeld door, maar ook meer op gitaar gericht gerief zoals Tim Buckley of John Martyn vormde een duidelijk ankerpunt. Dat Nugent middenin de set een cover speelde van Michael Hurley’s “Eyes”, een klassieker uit de outsiderfolk, trok dat beeld bovendien nog open: Nugent beschouwt duidelijk grote delen van de Westerse muziekerfenis en pikt eruit wat hij kan gebruiken in zijn eigen geluid.
Allemaal goed en wel, maar ondanks vaak sterke songs heeft Nugent eigenlijk geen stem om diep indruk mee te maken. Zijn beperkte bereik kon dan ook niet altijd boven de middelmaat uitstijgen. Net zoals James Blackshaw eerder dit jaar kwam aanzetten met zijn eerste half geslaagde vocale experimenten, bleven deze songs van Nugent ietwat onder het verwachte niveau. De hoge toppen die hij scheerde door zijn gitaarspel in een rijk bandgeluid in te bedden, kan hij met deze traditionele liedjesschrijverij helaas niet evenaren.
Nu ja, “Friends don’t change” zong Nugent ook nog in dat bisnummer, en uiteindelijk blijft ook dat een waarheid die opgaat voor onze relatie met deze Ierse muzikant. Zelfs al gaat de man zingen of worden zijn songs wat voorspelbaarder, het blijft allemaal boeiend genoeg om toch uit te kijken naar die derde plaat die er wellicht dit jaar nog zal komen. Al was het maar om die ene uitstekende instrumentale song eens in volle glorie te horen.