Van de zeven muzikanten die gisteren op het podium van de Handelsbeurs stonden, hebben er vijf wortels in het hoge Noorden. De typische iele klanken en beelden van weidse panorama’s die daar doorgaans bij horen, vielen echter zelden te bekennen. Het alternatief dat geboden werd wees duidelijk op andere prioriteiten, al wilden die niet over de volledige lijn overtuigen.
Dat het kwartet van drummer Lionel Beuvens, met daarin de Finnen Alexi Tuomarila (meer dan tien jaar geleden al in de weer met Teun Verbruggen en de dag van vandaag vooral bekend als pianist van Tomasz Stańko) en Kalevi Louhivuori (trompet), ook niet consequent Scandinavisch klinkt, heeft natuurlijk te maken met het feit dat de composities van de hand van Beuvens (een Waal die aan beide kanten van de taalgrens een graag geziene muzikant lijkt) zijn, en dat die z’n bagage heeft verzameld in de meest uiteenlopende contexten, zowel binnen de meer verfijnde schetsenwerelden als die van de grooves die zich meer op buikniveau afspelen.
Het kwartet, waarin bassist Brice Soniano vervangen werd door Italiaanse Belg Manolo Cabras, startte met “Jessica”, de delicate opener van Trinité, en liet meteen horen hoe Beuvens’ elegante thema’s en composities vaak doordrenkt zijn van een melancholie die niet te zwaar op de hand is. Werd op het album ruimschoots de tijd genomen om een verhaal te vertellen, dan was dat nu nog sterker het geval, met vooral in “Seven” een glansrol voor een bevlogen spelende Tuomarila, terwijl Louhivuori eerder al uitpakte met verrassende effecten op z’n trompetsound.
Toch slaagde het kwartet er niet in om de spanningsboog voor de duur van een uur strak te houden. In het exotisch getinte “Seven” wisten ze nog voldoende te prikkelen, maar “A” miste aanvankelijk focus en verbeelding en kreeg gaandeweg pas meer armslag. Beuvens’ solomoment, net als op de plaat nog vrij compact gehouden, vormde dan weer de aanloop naar een zwieriger stuk, al was het eindresultaat eigenlijk nogal doorsnee. Nu en dan hoorde je fijn samenspel, mooie melodieën en harmonieën, dat wel, maar de begeestering in de ogen en de extra sprankel in de muziek, die lieten het afweten.
Met zijn vierde album, Field Day Rituals, is het Noorse trio Splashgirl toe aan een verdere verfijning van zijn geluid. Dat wordt in sterke mate bepaald door de (s)lome ritmes en het slimme ruimtegebruik van de drie jongelingen. Pianist Andreas Stensland Løwe, bassist Jo Berger Myhre en drummer Andreas Lønmo Knudsrød laten de composities soms tergend traag ontvouwen en zijn ook niet vies van een streep elektronica. Stuiterende beats of sterke stoorzenders komen er niet aan te pas, maar de klanken worden wel regelmatig bewerkt en aangedikt, waardoor het geheel regelmatig een somber, zelfs sinister trekje krijgt.
Dat was meteen het geval voor de walsende opener “Long Story”, dat een mooie inkijk bood in de stijl, die erg kaal was en soms leek te gaan indommelen. De drumslagen lagen regelmatig zo ver mogelijk uit elkaar, wat zeker in combinatie met de ronkende, gestreken bas en de onderbelichting zorgde voor een onheilszwanger, nachtelijk effect. De band vermeldt regelmatig Dylan Carlsons drone/rockband Earth als inspiratiebron, en die valt ook te voelen in de gestaag stampende galeienritmes van de krachtiger nummers. In combinatie met de subtiele rootsinjecties, had het soms iets van een combinatie van de eindeloze jams van Bardo Pond met de nachtbrakersjazz van Bohren & Der Club Of Gore.
Als er dan al eens afgeweken werd van het “stereotiepe” Splashgirl-geluid, zoals in “Mass”, dat in z’n albumversie gekleurd werd door de bijdrage van altviolist Eyvind Kang, dan gebeurde dat zonder bruuskeren. Ook de Oriëntaalse broeierigheid, vooral de verdienste van het intense strijkstokwerk van Berger Myhre, werd mooi ingepast in het geluidskader van het trio. Aan het einde zorgde “Dulcimer” dan weer voor een shot aardige doomjazz. En dat adjectief vatte de band na een klein uurtje dan ook goed samen. Het trio heeft een eigen(aardige) sound en die werd met succes gedemonstreerd, maar het was niet iets om luisteraars mee weg te blazen. Anderzijds kan je de band dat ook niet aanwrijven; de prioriteiten lagen nu eenmaal elders.