Gradimir Smudja heeft intussen zijn plek gevonden tussen de groten in de stripwereld. Met dit tweede deel van Vincent en Van Gogh verraste hij toch wel vriend en vijand. Niemand had trouwens dit vervolg verwacht.
Met zijn eerste, titelloze deel van Vincent en Van Gogh kreeg Smudja zijn eerste grote bekendheid bij ons. In de eerste plaats was zijn succes te danken aan het schitterende schilderwerk. Elk prentje is een kunstwerkje op zich. In de tweede plaats zijn er de verhaallijnen, die werkelijk alle kanten uitgaan. In het eerste deel kregen we nog een vrij strak verhaal op ons bord. Van Gogh bleek immers helemaal geen geniaal schilder, maar het was zijn kat Vincent die de grote artiest was. Een ware kunstige persiflage op het verhaal van de gelaarsde kat.
Het eerste deel, een op zichzelf staand verhaal, werd vervolgens opgevolgd door de reeks Het Kunstbordeel, waar Toulouse-Lautrec de scepter zwaaide. Hiervan verschenen intussen al vier delen. Het laatste wapenfeit van Smudja was zijn bijdrage aan de verstripping van Dylanliederen in Bob Dylan Revisited.
In het Kunstbordeel zagen we de vervreemding in de verhaallijnen toenemen. Dit terwijl het niveau van de tekeningen/schilderijen onverminderd uitzonderlijk hoog bleef.
Maar dan plots, eind 2012, verschijnt daar deel 2 van Vincent en Van Gogh. En dat zullen we geweten hebben. Een wervelwind aan personages en decors passeren de revue. Vincent en Van Gogh komen door een plotse blikseminslag terug tot leven als redelijk intacte zombies. Zo wisselen de filmset van Hitchcock, die hun leven verfilmt, het Hollywood van de jaren ’50 en de geschiedenis van Gare/Musée d’Orsay elkaar in een razend tempo af. Ze reizen door de tijd, samen met ‘Maan’, een meisje dat overreden werd en ook zweeft tussen leven en dood. Het hiernamaals blijkt echter een rollercoaster aan indrukken te bieden.
Het is knap hoe Smudja de schilderijen en beelden in Musée d’Orsay als levende personages en decors beschouwd. Dit leidt tot ware slapsticktoestanden, bevreemdende effecten en voor de quizliefhebbers een ware opgave om de bestaande werken, personages en gebouwen te herkennen.
Het blijft echter de vraag hoe je deze strip moet lezen. Je moet vooral geen moeite doen om het verhaal te begrijpen, maar beschouw het als het doorbladeren van een kunsthistorisch tijdschrift met op de achtergrond wat free jazz en een tekst als dadaïstisch proza. Voor wie er een diepzinnig verhaal achter zoekt, zou het wel eens een teleurstellende ervaring kunnen worden. Beschouw Smudja dan ook eerder als een artistiek illustrator in plaats van een echte stripauteur. Dat merk je trouwens ook aan het succes van zijn tentoonstellingen in heel Europa.
Het blijft ook vreemd dat een intussen 56-jarige Joegoslaaf, die zich in het Italiaanse Lucca vestigde, een voorliefde heeft voor de Franse/Parijse kunstwereld van de 19de eeuw. Maar aangezien je alles van hem kan verwachten, zou het volgende deel wel eens de renaissance als thema kunnen hebben. In elk geval is elk deel van zijn kunststrips een werk om te koesteren.