Hoewel Argentinië het centrum van de Latijns-Amerikaanse stripwereld is — met als hoogtepunt de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog toen de inwijkelingen van de Gruppo di Venezia (waaronder de jonge Hugo Pratt) het niveau nog verder opkrikten — worden Argentijnse uitgaven zelden vertaald naar het Nederlands. Als de kwaliteit van Eden Hôtel momenteel de maatstaf is, kunnen we een ruimer aanbod in ons taalgebied alleen maar verhopen.
Een van de meest besproken Argentijnse strips is La vida del Che (Oesterheld/Breccia/Breccia; voor de enola-recensie klikt u hier), een graphic novel over Ernesto Guevara die lange tijd verboden was en scenarist Oesterheld tijdens de militaire junta wellicht het leven kostte. Ook Ippoliti en Agrimbau buigen zich over het leven van de alom bekende Argentijn, maar gooien het over een heel andere boeg. La vida del Che uit 1968 is een in memoriam dat leest als een donker, expressief pamflet; Ernesto is speels, kleurrijk en heeft een bredere horizon. Beide uitgaven zijn uiteraard eigentijds, maar toch hebben ze iets gemeen: ze waarschuwen voor de gevaren van het fascisme.
Diego Agrimbau gebruikt twee historische feiten als uitgangspunt voor zijn scenario: de grote aanwezigheid van Duitsers in Argentinië en de antifascistische acties van Che’s vader. Het decor van Ernesto is het stadje La Falda in Cordoba. Tekenaar Ippoliti schenkt de nodige aandacht aan een natuurgetrouwe weergave van de omgeving. Zo komen bijvoorbeeld het station en het theehuisje Salzburgo prominent in beeld. De hoofdrol is weggelegd voor het Eden Hotel, een door Duitsers uitgebaat luxekuuroord. Het gebouw staat er nog steeds, al is het na jarenlange leegstand dringend toe aan restauratie. Tijdens het Interbellum was het in handen van de familie Eichhorn die openlijk het regime van Hitler steunde. Che Guevara, die zijn hele leven zwaar leed onder astma-aanvallen, zou volgens het nawoord van de strip met zijn vader tot op de stoep van het Eden Hotel geweest zijn. Ze zouden rechtsomkeer gemaakt hebben bij de aanblik van tal van nazi-uniformen. In Ernesto creëert Agrimbau een parallel universum: eentje waarin de Guevara’s infiltreren in wat een waar nazibolwerk blijkt te zijn. Verwacht u niet aan een spectaculair heldenepos. De auteurs houden het uiterst realistisch.
Het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van Helena, een dienstmeisje dat tegen wil en dank ingezet wordt als radio-operator en een innige vriendschap met Ernestito, de latere Che, opbouwt. Wanneer ze zich laat meeslepen in het spionagewerk van vader en zoon Guevara, doet ze dat niet uit drang naar avontuur, maar wel spontaan met de onbevangenheid van het individu dat zich bewust is van de eigen plaats in de geschiedenis. De realistische dialogen en karakterschetsen geven het relaas een uitnodigende natuurlijkheid. Houdingen, karakterkoppen en een breed scala aan expressieve, ietwat filmische gelaatsuitdrukkingen versterken die oprechte alledaagsheid. De auteurs weten zo een uitgebreid verhaal te vertellen op de luttele 70 pagina’s van dit eerste deel van de reeks, zonder dat ze er een moordend tempo op na lijken te houden. Korte fragmenten vatten de essentie samen en leiden nieuwe gebeurtenissen grotendeels ongemerkt in.
De grote kracht van dit album zit in de schilderachtige inkleuring van Ippoliti. Het tekenwerk is niet altijd hoogstaand — alleen de close-ups van de ergens tussen natuurgetrouwe weergave en karikatuur zwevende figuren overtuigen — maar dat wordt ruimschoots goed gemaakt door een zacht, maar dwingend kleurenpalet met hoofdrollen voor wit, grijs en groen. Dat de lijnvoering in de achtergronden soms zelfs overbodig is, bewijst de tekenaar zelf. Hier en daar zijn decors uit niets anders dan enkele zwierige kleurtoetsen opgebouwd. Het resultaat doet opvallend Duits aan, eerder dan Zuid-Amerikaans. Niet in het minst door de logge, gevulde kadrages die de meeste plaatjes een horizontaal en drukkend gevoel meegeven, als waren ze op maat van Duitse architectuur bedacht.
Het mag dan misschien wat gemakzuchtig zijn om marxisten en nazi’s met mekaar te confronteren, dat neemt niet weg dat de auteurs er in geslaagd zijn om op indringende wijze de kleine kantjes van de met het fascisme dwepende menigte in beeld te brengen. De misdragingen van Reynard, lid van de Hitlerjugend en uitermate geïnteresseerd in Helena, en zijn vrienden — een drogreden is voor de groep voldoende om een goochelaar tijdens een feestje een flink pak slaag te verkopen — getuigen van een weerzinwekkend superioriteitsgevoel in de schoot van het wij-denken. De blinde agressie is daarom niet altijd concreet. Soms merk je het ook gewoon aan de houding en de grimassen van de personages. Kortom: doorheen de luchtigheid van deze strip is een akelige en aangrijpende sfeer te ontdekken.
Welke wending het vervolg zal nemen, is ons niet meteen duidelijk. Het open einde verraadt dat Ernesto Guevara niet helemaal uit het verhaal verdwijnt. Het echte Eden Hotel wachtte een nieuw begin na de Tweede Wereldoorlog. Afwachten waar het met deze te volgen reeks naartoe gaat.