Wat een vreemd toeval: Een maand geleden verscheen de debuutroman van Maarten Inghels bij De Bezige Bij Antwerpen. Ergens op het einde van De handel in emotionele goederen — u weet wel: het boek van de verbrande recensie — mondt het rouwproces van een quasi verwilderd hoofdpersonage uit in vereenzaming in het eigen huis; omringd door talloze voorwerpen die de woning onbewoonbaar maken. Exact hetzelfde lot wacht Valère, een van de protagonisten uit Linthouts nieuwe beeldroman, Wat wij moeten weten, die uitgerekend één dag voor Inghels’ boek bij dezelfde uitgever verscheen.
Bij Linthout is er echter geen sprake van een traag opgebouwd museum van pseudoherinneringen; laat staan van een catharsis. Willy Linthout houdt het op een kamervullende opeenstapeling van lege flessen en een abrupt, halvelings open einde. Wat wij moeten weten is een semi-autobiografische graphic novel waarin drankmisbruik als rode draad dient.
De auteur, bekend geworden als tekenaar van de Urbanus-strips, verbaasde enkele jaren geleden de hele Vlaamse stripwereld met zijn eerste solowerk. In De jaren van de olifant probeerde hij de zelfdoding van zijn zoon een plaats te geven. Zijn alter ego, Karel Germonprez, heeft alle moeite van de wereld om niet onder zijn verdriet te bezwijken. Ook zijn werk en de relatie met zijn vrouw hebben er hevig onder te lijden. Toch is het niet al treurnis wat de klok slaat. Linthout liet veel ruimte voor surrealistische uitwijdingen met een Urbanesk trekje. Dit in memoriam filiis combineerde uiterst verfijnd de tragiek van het verlies van een kind met komische, vertederende passages.
De auteur behield voor deze nieuwe striproman — die trouwens net als De jaren van de olifant in korte afleveringen op de markt kwam en nu wordt afgesloten met deze integrale uitgave — zijn losse, schetsmatige potloodstijl. Anders dan in de Urbanus-strips wordt er niet geïnkt en ingekleurd; zelfs de hulplijntjes worden niet uitgegomd. Het resultaat is ruw en onomwonden. Een ongedwongenheid die perfect paste bij het meeslepende egodocument rond Karels/Linthouts rouwproces, maar slechts weinig bijdraagt tot Wat wij moeten weten, waarin Karel een bijrol toebedeeld krijgt. Het zorgt uiteraard wel voor een eenvormig familie-epos.
De hoofdrollen zijn in deze striproman weggelegd voor Moedre en Karels broers, Valère en Roger. Valère woont nog steeds in bij moeder — een bebrilde vrouw met verzuurde gelaatstrekken die zowat het prototype is van de met de zetel vergroeide, kleinburgerlijke Vlaam die zich altijd tekort gedaan voelt — en vult zijn dagen met het uitvinden van allerlei vreemde gebruiksvoorwerpen zoals een teennagelguillotine. Roger is getrouwd en komt wekelijks zijn pintje bij moeder en Valère drinken. Beide broers weten hun drankgebruik bij momenten niet onder controle te houden, wat — u raadt het al — veel kapot maakt. Vooral Valère geraakt aan lager wal na het overlijden van Moedre. Nochtans heeft ze haar zonen den Boek achtergelaten, een schriftje waarin alles angstvallig wordt genoteerd: telefoonnummers, het recept van de rijstpap die jaarlijks op dezelfde feestdag wordt gemaakt, huishoudelijke tips, meterstanden, een relaas over de achteruitgaande kwaliteit van de “reparatieplakkers voor fietsbanden”… Den Boek poogt ietwat onbeholpen vat te krijgen op het leven. Het is het boek van de vaste gewoonten; een boek om in te wonen.
Zelfs met deze leidraad loopt alles uit de hand. Ondanks de liefde die de familieleden voor elkaar voelen, slagen ze er niet in elkaars miserie voldoende aan te voelen en de ander te helpen. De sfeer van de strip is dan ook vaak bedrukt en neerslachtig. De luchtigheid van De jaren van de olifant heeft hier plaats gemaakt voor uitgesponnen passages waarin het verhaal traag evolueert. Wendingen zitten tussen de regels verscholen, wat aantoont dat Linthout meesterlijk de innerlijke en onderlinge spanningen van de personages over het verhaal weet te draperen, maar tegelijk mist Wat wij moeten weten daardoor de nodige intensiteit.
Den Boekvan Moedre bestaat trouwens echt, getuige de scans op de laatste bladzijden van deze integraal. Dat van die solden in Griekenland is dus niet verzonnen.