Geen band die meer uniek is dan Battles. Het collectief rond drumbeest John Stanier maakt onnavolgbare muziek waar de term mathrock te beklemmend voor is. Ook hun tweede Dourpassage was er één om in te kaderen met hoekige dansmuziek uit een andere wereld.
Hoe leg je uit wat Battles precies doet? Met beeldspraak? Welaan, dan: een gemiddeld nummer klinkt alsof de muzikanten na een intro alle instrumenten van de trap smijten, die landen op de eerste verdieping, waarna de groep ze opnieuw de dieperik induwt. Maar dat dan allemaal in de dwingende tempo’s van de man-metronoom Stanier. Ongelofelijk hoe secuur de oud-Helmetdrummer werkt — je ziét hem soms intens zijn maten tellen –, hoe inventief zijn roffels en ritmes zijn.
Nochtans heeft de groep het de afgelopen jaren niet onder de markt gehad. Halverwege de opnames van hun tweede plaat stapte gitarist-toetsenist Tyondai Braxton op, en mocht Battles opnieuw beginnen. Dat Gloss Drop er uiteindelijk kwam, en nog een puik werkstuk was, mag dus bijna verbazen.
Het wil ook zeggen dat er wijzigingen zijn in het geluid van de groep. Zonder Braxton klinkt Battles een stuk lichtvoetiger, dansant bijna, zelfs als er geramd wordt. “Africastle” huppelt bijna tussen alle polyritmiek in. Voor “Sweetie & Shag” krijgt de groep op schermen steun van Kazu Makino van Blonde Redhead, maar haar stem verdrinkt bijna in de drukte die de groep op het podium voor haar creëert.
Natuurlijk is “Atlas” — de grote hit van debuut Mirrored — ook vandaag weer het moment waarop Battles zijn publiek helemaal gek krijgt. Nu Braxton er niet meer is, wordt zijn zanglijn zo bewerkt dat hij klinkt als een heel stemmenkoor, maar nog steeds is het nummer een pletwals: een funky versie van een voorbijrijdende goederentrein en een van de minst verwachte polonaisenummers ooit. Want dat is wat er vandaag gebeurt in de Club Circuit Marquee: als uit het niets doemt plots een treintje idioten voor ons op dat hossend opnieuw de massa induikt.
Nog een laatste nummer, waarvoor deze keer Gary Numan in tweevoud mag opdagen achter de groep. Opnieuw schieten ze in dit “My Machines” alle kanten uit: drums die ratelen, sissen en tikken, toetsen die gieren, gitaren waar al het denkbaar mogelijke mee wordt gedaan en daartussen die herkenbare dreinerige stem. En toch ook weer dansbaar. Battles: een onmogelijke groep, maar wel de beste onmogelijke groep ter wereld.