Temperamenten en emoties blijven ook in het moderne Westen een belangrijke drijfveer voor het gedrag. Denken we maar aan de verontwaardiging die leeft naar aanleiding van de economische crisis of anders wel trots of schaamte die gepaard gaat met belangrijke sportwedstrijden. Het Griekse thymos lijkt echter uit onze leefwereld geschrapt te zijn, zelfs al wordt het nog geregeld geclaimd door volk van allerlei slag.
Francis Fukuyama bracht de Platoonse term opnieuw onder de aandacht in zijn Het Einde van de Geschiedenis en de Laatste Mens waarna de clan rond Bush zich het begrip toe-eigende zonder het noodzakelijk begrepen te hebben. Thymos laat zich namelijk vertalen als een drang naar roem en erkenning, maar ook trots en eergevoel, eigen aan het heldendom en een van de drijfveren van de Homerische helden. De beruchte filosoof Peter Sloterdijk eigende het zich toe in Woede en tijd en definieerde het woord anders dan Fukuyama had gedaan in een persoonlijkere en individualistischere verlangen.
Voor Venmans vormen deze twee uiteenlopende visies de belangrijkste inspiratiebron en aanzet om zijn eigen reflectie over dit “derde deel van de ziel” neer te schrijven. Als filosoof hangt hij naar eigen zeggen Richard Rorty’s filosofisch pragmatisme aan, wat impliceert dat hij zijn idee dat men wreedheid moet vermijden, aanhangt. Dat dit laatste wel eens in strijd is met het ideaal van de krijger (voor wie thymos een drijfveer is) staat buiten kijf, maar hoeft volgens Venmans geen probleem te zijn. In zijn ten dele filosofisch-chronologisch essay blikt hij terug op hoe het begrip door verschillende denkers ingevuld is zonder het noodzakelijk met hen eens te zijn.
De eerste halte is uiteraard Homeros die het woord overleverde en onlosmakelijk verbond met idee van krijgerschap en held. In deze moderne tijden en zeker na WO II is het militaire echter steeds meer naar het achterplan verdwenen waardoor ook de invulling van het begrip anders wordt. De eerste die zich er over boog, was Plato die thymos als het derde deel van de ziel beschouwde en het lager dan de rede inschatte. Toch zou men in de middeleeuwen (die sterk neoplatonisch waren) het ideaal van de thymos binnen het keurslijf van de ridderlijkheid weten te passen. Een streven dat zich meer dan dat van de archetypische krijger ook vandaag nog weet te handhaven.
Van de ridderlijkheid naar het beheersen van impulsen is een kleine stap, maar tezelfdertijd wijst Venmans er op dat een sterk onderdrukken van de passies evenmin de juiste weg is. Helaas kan een volmondig beleven van de eigen verlangens (“wholeheartedness”) evenmin op een goedkeurend gejuich onthaald worden. De Franse existentialist Jean-Paul Sartre omschreef dit soort leven als een uiting van “mauvaise fois” waar Rorty’s ironische kijk evenmin de vrijgeleide kan schenken aan een dergelijk bestaan. Hoe dan wel te handelen, zet Venmans verder uiteen in de volgende hoofdstukken waarbij de zucht naar erkenning en het einde van de geschiedenis opnieuw aan bod komen middels zulke uiteenlopende denkers als Friedrich Nietzsche, Thomas Hobbes en Aristoteles.
Wat startte als een filosofisch-historische analyse van het begrip thymos evolueert gaandeweg naar een steeds persoonlijkere reflectie op hoe de term ingevuld moet worden en in welke mate zij deel uit maakt van de essentie van de menselijke natuur of ziel . Filosofen doorheen de eeuwen vormen mee een leidraad en kapstok die Venmans helpen in zijn zoektocht die met elke pagina persoonlijker lijkt te worden en daardoor ook intrigerender. Veel meer dan een kritische analyse van een term evolueert het boek naar een interpreteren van de maatschappij en hoe bepaalde waarden en normen evolueren en waarde winnen of net inboeten.
Venmans grijpt in zijn werk terug naar verschillende filosofen, maar hoedt zich ervoor hun werk uitvoerig te behandelen. De verschillende auteurs die hij betrekt in zijn essay zijn slechts in die mate relevant dat zij mee zijn uiteenzetting over thymos kunnen ondersteunen. Bovendien houdt hij zich ver van al te diepgravende uiteenzettingen die voorbij de essentie gaan. Het derde deel van de ziel. Over thymos verwerft hierdoor de status van een essay dat alle geïnteresseerden weet te stimuleren en zo het toonbeeld wordt van hoe een filosofisch essay behoort te zijn.