Enkele jaren geleden verscheen bij uitgeverij Athenaeum een prachtig boekstuk met de verzamelde verhalen van Edgar Allan Poe. Deze luxe-uitgave van meer dan duizend pagina’s in de uitstekende vertaling van Paul Syrier was aangevuld met tekeningen van Harry Clarke. Dat hier nu een selectie van 21 verhalen uit verschijnt, weliswaar zonder de tekeningen, is een goede zaak. De vraag blijft echter of zijn plaats onder de Perpetua-titels te verantwoorden is.
De verdiensten van Edgar Allan Poe vallen niet te betwisten. In de eerste helft van de negentiende eeuw maakte hij het kortverhaal mee groot en hij deed dit onder andere met een toentertijd nieuw genre, dat van de detective. Niet toevallig is de nieuwe selectie Poe-verhalen van uitgeverij Athenaeum naar zo’n detectiveverhaal genoemd: De moorden in de rue Morgue. Maar Poe is niet voor één gat te vangen en dat bewijst de bundel met 21 verhalen in extenso. Het sinistere en ongrijpbare vormen uiteraard een belangrijk element, we zitten immers in volle romantiek: vele verhalen hebben dan ook een hoog Gothic-gehalte. Minder gekend is zijn humoristisch aspect: door ironie of overdrijving is het soms moeilijk een lach tijdens het lezen te bedwingen. Wat te denken van het minuscule volkje uit Vondervotteimittiss dat dwangmatig met de overal aanwezige klokken meeleeft, tot een subversieve indringer het in zijn hoofd haalt een dertiende slag op de hoofdklok te slaan. Onder de titel van dit verhaal luidt het trouwens laconiek als motto “Hoe laat is het?, Oude Zegswijze”.
Blader je door De moorden in de rue Morgue en andere verhalen dan gonst het van de onheilspellende adjectieven en sterke uitdrukkingen. Poe begeeft zich steeds op de rand van het extreme en onwaarschijnlijke, zoals het een zwarte romanticus betaamt. Mocht hij echter niet zo’n begenadigd schrijver zijn, dan zouden zijn verhalen waarschijnlijk gauw gaan vervelen. De klasse zit hem in stijl en opbouw. De barokke zwaarte van de taal draagt de sérieux van de verteller, zonder daarmee vaart te verliezen. Een grote pluim verdient hier trouwens de vertaling van Paul Syrier die Poe’s Engels in soepel Nederlands dwong. Snelheid en directheid zijn een vereiste voor het kortverhaal, maar Poe verstaat daarenboven ook goed de kunst van het uitstel. Het is hiervoor dat Thomas Verbogt, zelf ook schrijver, een lans breekt in zijn bevlogen nawoord.
Wat Edgar Allan Poe in het negentiende eeuwse Amerika representeerde als schrijver van de romantische beweging, was tevens een reactie op het transcendentalisme. Deze stroming van schrijvers als Emerson, Thoreau en de Alcotts groepeerde zich meer filosofisch en stelde zich vragen rond culturele en sociale fenomenen. Poe vond hun intellectualisme maar niets en zijn verhalen ontberen de diepere dimensie. Wat overigens die andere grote kortverhalenschrijver uit het begin van de negentiende eeuw, de Rus Nikolaj Gogol, doet met het uittekenen van karakters en het op de korrel nemen van hun kleinmenselijke kantjes, vinden we niet bij Poe. Ook de vergelijking hiermee doorstaat De moorden in de rue Morgue en andere verhalen dus moeilijk. Over de vraag of dit boek in de Perpetua-reeks, de honderd beste boeken ter wereld, thuishoort, valt dus te twisten.
Thomas Verborgt verzorgde naast het nawoord ook de uitstekende selectie waarmee de oorspronkelijke 1150 pagina’s van Syriers vertaling van alle verhalen tot 340 werden herleid. Ruim voldoende om Poe’s spectrum te tonen en de honger van de begeesterde lezer te stillen en strikt genoeg om de frisheid te bewaren: de balans zit goed voor iedereen die Edgar Allan Poe wil leren kennen of compact in huis wil halen.