Sommige auteurs slagen erin een oeuvre na te laten dat decennia na hun dood nog nazindert en invloed uitoefent op andere schrijvers. Hun stem heet uniek te zijn en brengt vaak minderwaardige nazaten voor. Maar ook deze reuzen van de literatuur hebben zich op schouders van anderen gehesen, zij het dat die invloed nooit overheersend wordt.
Neem nu Franz Kafka, met recht en rede behorend tot de grootste schrijvers van de 20e eeuw, wiens naam nog steeds verbonden is met een bureaucratisch absurdisme. Maar de essentie van Kafka ligt niet zozeer of alleen in het groteske of vreemde van zijn verhalen, maar net zo goed in zijn afstandelijke schrijfstijl. Dat laatste, te vaak over het hoofd gezien, heeft hij duidelijk geleerd van Heinrich Von Kleist wiens verhalen meermaals door Kafka (voor)gelezen werden.
Von Kleist (1777-1811) is minder bekend dan tijdgenoten als Goethe, althans in ons taalgebied (in Duitsland is een prestigieuze literatuurprijs naar hem vernoemd) maar dient nergens voor dit toonbeeld van het Duitse romantisme onder te doen. Een belangrijk verschil tussen beide is dat Von Kleist de kenmerken van de toen heersende literaire stroming niet overnam, maar voor een zakelijkere en realistischere aanpak koos in zijn prozawerk. Hoewel zijn taal rijk en soms zelf pompeus is, voelt ze ook ambtelijk en afgemeten aan alsof het juridische teksten betreft.
Deze ietwat curieuze schrijfstijl draagt uitstekend bij tot de naar grotesken neigende verhalen die op de rand van het wrede ("De aardbeving in Chili") of mystieke ("De bedelvrouw van Locarno") balanceren. In de zakelijke, journalistieke manier van vertellen en beschrijven — door de Nederlandse dichter en essayist C. O. Jellema beschreven als "een onbewogen taalgebruik en toch nooit dood" — schuilt de kracht van Von Kleists werk. Toch vragen de verhalen ook een inspanning van de lezer, daar niet alleen de lange, zorgvuldig opgebouwde zinnen continu de aandacht vragen maar de verhalen zelf schijnbaar elke spanningsopbouw missen.
Zo is het nochtans geroemde "Michael Koolhaas" niet noodzakelijk het beste verhaal om mee te starten. De bijna historische weergave van hoe paardenhandelaar Michael Koolhaas zich na een hem aangedaan en niet wettelijk ongedaan gemaakt onrecht ontpopt tot een meedogenloze rebellenleider en struikrover vormt door zijn lengte (net geen honderd pagina’s) een (te) lange introductie in het werk van Von Kleist. Kortere verhalen als "De bedelvrouw van Locarno" of "De Vondeling" vormen vanuit dat oogpunt een beter startpunt.
Hoewel de lezer hierbij minder moeite dient te doen, moet hij nog steeds bereid zijn zich in een verhaal te storten dat, hoewel het een logische opbouw volgt, op zich geen einddoel in zich besloten heeft. Von Kleists verhalen kennen een einde maar ontsnappen tezelfdertijd niet aan het gevoel dat hier momentopnames gemaakt werden, alsof de schrijver willekeurig uit levens anekdotes en verhalen geplukt heeft naargelang hem geschikt leek. Hierdoor lijken de verhalen zich binnen een ander universum af te spelen, een dat Kafka later in zijn boeken opnieuw oproepen zou.
Dat Von Kleist niet alleen als fictieschrijver waarde had, bewijst de korte selectie "Geschriften over filosofie en kunst", al is ook hier niet zozeer de essayist als wel de schrijver aan het woord. Zowel in zijn verhalen als essays toont Von Kleist zich immers een begaafd maar ook niet-alledaags stilist wiens stempel op Franz Kafka onmiskenbaar blijft. Na de leerling wordt het misschien tijd dat ook de leraar in ons taalgebied de erkenning krijgt die hij verdient. Verzameld Proza is alvast een goede stap in die richting.