Het gebeurt niet vaak, maar soms is een optreden zo overweldigend dat we vergeten dat we eigenlijk verondersteld worden te noteren in ons zwarte opschrijfboekje. Tijdens deze editie van Les Nuits Botanique was het echter weer zover, zo blijkt uit de lege pagina onder het titeltje “Deerhunter”. Voor dit verslag is het de volgende dag dan ook harken in onze herinneringen.
Over The Dodos hadden we wel nog een en ander genoteerd. Dat ze minder strak stonden te spelen dan we van hen gewoon zijn, bijvoorbeeld, al kan dat ook aan de locatie gelegen hebben. De Chapiteau is immers een kille, grote tent die met dit koude weer vooral voor verkleumde concertgangers zorgt, waardoor het er nog meer dan anders aan sfeer ontbreekt. Nummers als “Jodi” en “Fools”, normaal publiekslievelingen, lokken vandaag dan ook veel minder enthousiaste reacties uit.
Helemaal moeilijk wordt het wanneer de band besluit om een aantal nieuwe nummers te spelen. Overtuigen doen die nog niet, op het slotnummer na: het ingewikkelde gitaarwerk van Meric Long en de hamerende drums van Logan Kroeber werken samen naar een fikse climax toe, terwijl de vibrafoon van Keaton Snyder voor het eerst écht als een goed ingewerkt onderdeel van het Dodosgeluid aanvoelt. Toch was dit, vergeleken bij eerdere Belgische doortochten van de band, een weinig beklijvend concert.
Het mag duidelijk zijn dat zulks niet van Deerhunter gezegd kan worden. Is dit op plaat al een behoorlijk straffe groep, live slagen ze er pas echt in het publiek volledig omver te blazen met hun stofzuigersound. Geregeld doen geruchten de ronde over spanningen binnen de groep, maar daar is op het podium weinig van te merken (“Moses is my Asian lover. He lubricates me with soy sauce”, om frontman Bradford Cox’ uitspraak over zijn drummer maar even te citeren): de bandleden zijn perfect op elkaar ingespeeld, en slagen er in om steeds weer laag na laag op te bouwen naar een haast onhoudbare spanning.
Dat kan natuurlijk niet anders dan tot ongekende hoogtepunten leiden: met name “Little Kids” (met zijn bezwerend “to get older still”-refrein) dat in enkele minuten tijd de grote afstand tussen pop en stevige noise overbrugt, het op goedkeurend hoofdgeknik onthaalde shoegazenummer “Never Stops” en — vooral — “Nothing Ever Happened” (sowieso een van de sterkste Deerhunternummers tot nu toe), waarin lawaai en melodie een knetterend en vonkend huwelijk aangaan.
Het is geen toeval dat deze hoogtepunten zo goed als allemaal uit Deerhunters laatste album Microcastle/Weird Era Cont komen: de band lijkt doorbraakplaat Cryptograms tijdens deze set volledig te negeren, al blijft de lawaaierige, soms ronduit ondoordringbare klank van die plaat bepalend voor wat de band live doet. Het popgevoel dat steeds meer in Deerhunters albums sluipt (sla er de laatste EP “Rainwater Cassette Exchange” maar eens op na – dichter bij een radiovriendelijk geluid kwam de band nog nooit), moet tijdens dit concert meer dan eens plaatsmaken voor noise-erupties en van de nodige delay voorziene geluidsgolven. Niet dat het stoort: de band is op zijn best in deze af en toe pijnlijk luide momenten, wanneer de Chapiteau gonst van de feedback en de houten vloerplanken meetrillen op het ritme van de drums.
En zo eindigt de avond ook: de hele band heeft het podium verlaten, op Cox na, die in zijn eentje het gezoem en gepiep nog wat opdrijft om vervolgens het publiek achter te laten in een heerlijke, haast verdovende waas. Mocht die plensbui bij het buitengaan er niet geweest zijn, we waren nu nog niet ontnuchterd.