Philippe Claudel is reeds sedert zijn debuut Rivier van vergetelheid een gevierd schrijver in Frankrijk . De jongste jaren heeft hij ook de Belgische en de Nederlandse markt ingepalmd, wat tegenwoordig een stortvloed aan vertalingen oplevert.
Naast Tot ziens, meneer Friant is ook dit korte Alles waar ik spijt van heb (geschreven in 1999) het resultaat van de huidige Claudel-hype, die sedert Grijze Zielen (inderdaad een meesterlijke roman) onverminderd voortduurt. Claudel zelf werkt de hetze overigens in de hand door in de media te opperen dat Het verslag Brodeck uit 2007 wellicht zijn laatste boek was. "Men moet nu eenmaal stoppen op zijn hoogtepunt", aldus een niet erg bescheiden Claudel.
Inhoudelijk is Alles waar ik spijt van heb niet het meest spannende boek, maar ondanks de weinige actie zit het tempo bijzonder goed. In essentie draait de roman om de dood van de moederfiguur, die het hoofdpersonage in 16 jaar niet meer had gezien. Wat doet zoiets met een mens? Blijft de woede ook na de dood overeind of treedt een soort loutering op? Claudel trekt zijn thema in de loop van het boek open naar de centrale vraag waarom wij de mensen die we graag zien, altijd verlaten om het ons daarna eeuwig te beklagen.
Claudel schrijft het verhaal bijzonder aannemelijk neer, waardoor het boek een autobiografisch gevoel krijgt. Dat Claudel in die mate kan spelen met de grens tussen fictie en realiteit, pleit uiteraard voor zijn niet te versmaden schrijverscapaciteiten. Claudel is een meesterverteller, een geboren sfeerschepper die met zijn poëtische taal de lezer probleemloos meevoert naar de plaatsen van zijn jeugd. De naturel van zijn pen zorgt ervoor dat de constante wisseling tussen heden en verleden nergens wringt, wat eveneens wijst op Claudels grote métier.
De herinneringen aan de personen die zijn verleden hebben geconstrueerd, zijn melancholisch en roepen een droeve, milde sfeer op. Als geen ander schrijft Claudel over het rouwen en hoe dit knagende gevoel een mensenleven kan determineren. Dit thema keert overigens vaak terug in zijn boeken, zoals in Rivier van vergetelheid en Grijze Zielen. Prachtig evoceert Claudel daarenboven hoe machteloos een mens staat tegenover het verlies van een geliefde en de nutteloze woede die daarmee vaak gepaard gaat. Ook eenzame karakters zijn een duidelijke leidraad doorheen Claudels oeuvre, hetgeen in Alles waar ik spijt van heb niet anders is.
Stilistisch is Claudel een indringend auteur, die zijn woorden soms erg bijzonder weet uit te kiezen. Uit dit boek spreekt een bijzonder groot verdriet, zonder dat Claudel gaat overdrijven. In subtiele woorden, zinnen, vergelijkingen en metaforen tast hij het gevoel af, maar sentimenteel wordt het nergens. Alleen is het jammer dat Claudel zo vaak in herhaling valt. Dat zijn oeuvre via bepaalde fundamentele thema’s aan elkaar hangt, is een mooi gegeven, maar dat hij deze universele gedachten niet telkens op een andere manier vorm geeft, is een storend element. Wie Claudel met Alles waar ik spijt van heb wil ontdekken, heeft een aangenaam boek in handen, maar mensen die reeds andere verhalende boeken van de man kennen, kunnen deze met gerust gemoed links laten liggen.