73 min. / USA/ 1923
Samen met de stuiterende kinderwagen in ‘Pantserkruiser
Potemkin’ is de man die in ‘Safety Last!’ aan de grote wijzer van
een torenklok hangt te bengelen, wellicht het meest iconische beeld
van de stille cinema. Terwijl beneden, in de drukke stadsstraten,
de massa aanzwelt, heeft de man de geestelijke helderheid om nog
een snelle blik in de camera te werpen, alsof hij wil zeggen: ‘Hé,
kijk eens wat ik allemaal durf! Wat ik allemaal wil doen om u te
entertainen!’ Die man, die net als Buster Keaton op gevaar van lijf
en leden bijna al zijn stunts zelf deed, heet Harold Lloyd. ‘Het
derde genie van de stille film, naast Keaton en Chaplin’, zo wordt
hij in een biografie omschreven. ‘Iemand die de humane inborst van
Chaplin combineert met de acrobatie van Keaton.’ ‘Safety Last!’ is
wellicht zijn bekendste film.
Een jongen (Lloyd) neemt afscheid van zijn vriendin (Mildred
Davis) en vertrekt met de trein richting de grote stad, waar hij
het grote geld moet gaan verdienen om hun gezamenlijke leven te
kunnen bekostigen. Hij krijgt een baantje als verkoper in een
textielwinkel, tegen een weekloon waar hij nauwelijks zijn eten van
kan betalen. In de brieven die hij volgens de titelkaarten
dagelijks naar zijn vriendin schrijft, vertelt hij echter een heel
ander verhaal. Hij maakt haar wijs dat hij een succesvolle carrière
aan het uitbouwen is, dat hij geld genoeg heeft om haar te
onderhouden. Ze reageert zo enthousiast dat ze onmiddellijk op de
trein springt en haar geliefde opzoekt. Serieuze problemen voor de
jongen, wiens bedrog op die manier ontmaskerd dreigt te worden.
Maar net op dat ogenblik tovert de jongen zijn meest geniale
vondsten tevoorschijn. Niet enkel slaagt hij erin, door middel van
enkele hoogst amusante gags, zijn leugens op te houden,
hij vindt bovendien een manier om duizend dollar binnen te rijven.
Hij stelt zijn baas namelijk voor om, als promotiestunt, een
klimwedstrijd te organiseren op de muren van de wolkenkrabber
waarin de kledingwinkel is gevestigd.
Uiteindelijk is het de jongen zelf die door omstandigheden de
klim op zich moet nemen, in plaats van zijn meer bekwame
kamergenoot (Bill Strother). Het resultaat is ronduit adembenemend,
niet in het minst omdat zijn moeilijke weg naar het dak van het
gebouw nog wordt bemoeilijkt door allerhande hindernissen. Een
raam dat openzwaait, een vlucht duiven die op hem komen afgevlogen,
een koord waarin hij ongelukkig verstrikt raakt – bij elke
verdieping die hij beklimt, treft hij een nieuw obstakel. Telkens
hij naar beneden lijkt te zullen vallen, zeg je jezelf dat het
‘slechts film is’, dat de afgrond waarschijnlijk lang niet zo diep
is als het lijkt op het scherm. Maar in alle eerlijkheid, het ziet
er allemaal zo ontzettend echt uit dat ik mezelf afvraag of er
überhaupt optische trucage aan te pas is gekomen. Thrill
comedy, zo worden Lloyds levensgevaarlijke stunts weleens
genoemd, en ik zou er zelf geen betere term voor kunnen bedenken.
Het orgelpunt van ‘Safety Last!’ is nagenoeg helemaal opgetrokken
uit een snelle opeenvolging van laughs and thrills.
Maar ook de rest van de film is, zij het natuurlijk lang niet zo
spectaculair, bijzonder geestig en nooit minder dan onderhoudend.
Ik geef toe, niet alle grappen hebben even goed de gevreesde tand
des tijds doorstaan, maar het verhaal wordt in zo’n vaart verteld
dat je niet de kans krijgt om er lang bij te blijven stilstaan. Het
is alsof Lloyds personage bijna voortdurend gehaast is – hij is
steeds in beweging, hij zit steeds in een race tegen de tijd. Zelfs
wanneer hij te vroeg op zijn werk verschijnt, slaagt hij er
wonderwel in te laat in te klokken. Misschien kan je ‘Safety Last!’
op die manier een beetje bekijken als een voorloper op Chaplins
Modern Times,
waarin de mens door de onophoudelijke werk- en tijdsdruk van
zichzelf gaat vervreemden. Zo ver is het weliswaar nog lang niet
in 1923, maar je kan zien dat regisseurs Newmeyer en Taylor met
gelijkaardige ideeën in hun hoofd zaten. Let in dat verband ook op
de filmtitel, die eigenlijk zo veel zegt als: ‘Voor wie succes wil
hebben in het leven, moet zijn veiligheid (en gezondheid) op de
laatste plaats komen’, een stelling die Lloyds personage wel héél
erg letterlijk neemt.
Alleen dat personage – hij krijgt hier de naam ‘The Boy’ mee,
maar op zijn loonfiche staat ‘Harold Lloyd’ – maakt het trouwens al
de moeite om naar ‘Safety Last!’ te kijken. Lloyd speelt hier
namelijk het typetje waarmee hij sinds de jaren ’20 wereldberoemd
is geworden: het zogenaamde ‘Glasses Character’, een sullige maar
sympathieke everyman, met een strooien hoed en een rond
brilletje. Bij momenten doen zijn onhandigheden denken aan de
fratsen van Mr. Bean, maar Lloyds personage is meer mens en minder
karikatuur dan Bean, omdat hij nauwelijks terugvalt op
smoelentrekkerij. Daardoor blijft het ‘Glasses Character’, ondanks
al zijn bizarre avonturen, geloofwaardig, zelfs herkenbaar voor een
bijzonder grote groep mensen. Hij vertegenwoordigt het optimisme,
het grenzeloze vertrouwen dat ten tijde van de Roaring
Twenties in de VS bestond: het idee dat je de top kan
bereiken, zolang je maar hard genoeg je best doet. Zolang je maar
niet bang bent om opnieuw naar beneden te tuimelen en tegen het
harde asfalt te smakken.