Nu ze weer op volle kracht meedraaien, zijn The Lemonheads opnieuw een band om rekening mee te houden. Met hun zondagavondgrunge klinken ze nu eens pop, dan weer zeer garage, maar als ze warm gedraaid zijn, hangt er magie in de lucht.
Ergens is iets heel erg misgelopen. Het laatste jaar is het al jaren negentig wat de klok slaat, maar in heel die nostalgische bedoening zijn bepaalde verhoudingen behoorlijk scheefgetrokken. Vorige maand speelde Senser, nochtans een band met enkele uitstekende platen op het cv, voor slechts een handvol geïnteresseerden op Maanrock. Vergelijk dat met de massale opkomst die een uit de hand gelopen grap als 2Fabiola trekt en something is not quite right.
Al illustreert zo’n fenomeen misschien nog wel het best dat door het merkbare contrast tussen — laten we de aloude termen nog eens van stal halen — de mainstream en alternatieve wereld, dit inderdaad een heuse ninetiesrevival is. En ook The Lemonheads doen vrolijk mee. Sinds Evan Dando de band twee jaar geleden reanimeerde, staat het gezelschap opnieuw als een huis. Een titelloze en prima plaat volgde, als alles goed gaat ligt binnenkort een coveralbum in de winkel en komend voorjaar is een studioplaat met nieuwe eigen nummers gepland.
De laatste release van The Lemonheads is echter de deluxe-editie van It’s A Shame About Ray, wat voor Dando en zijn huidige kompanen P. David Hazel en Vess Ruthenberg reden genoeg is om die plaat als rode draad door het concert in de Botanique te laten lopen.
Vroeg in de set zetten “Rockin Stroll” en “It’s A Shame About Ray” de toon voor de rest van de avond: The Lemonheads zijn een bandje dat fijne nummers komt spelen, niet meer, niet minder. Dando kampt met pedaalproblemen, de geluidsbalans is verre van in evenwicht en het trio staat de eerste nummers verrassend onwennig op het podium. Genoeg ingrediënten om volkomen de mist in te gaan, maar niet bij deze groep.
“My Drug Buddy” slaat als eerste de kleine barsten in het ijs tussen artiest en publiek en er kan een kleine glimlach af bij Evan Dando terwijl hij het nummer als een wondermooie zucht in de zaal laat rondzweven. Het is mooi om te zien hoe Dando zich langzaam maar zeker door het enthousiasme van zijn bandmaten en het publiek laat meeslepen. De setlist — één voor de hele band, gekribbeld op een omgekeerd Jack Daniëls-reclamepaneel — wordt grotendeels genegeerd, ten voordele van beslissingen van het laatste moment.
Met “No Backbone” wordt de link met het heden gelegd, maar los van dat nummer uit The Lemonheads zijn het de grijzende hoofden die achteraan in de zaal toekijken hoe het jonge grut uit de bol gaat op “Into Your Arms” die je bij de les houden en het idee dat een tijdsmachine de Botanique richting Boston rond 1994 gekatapulteerd heeft, doet vervliegen. Want na laatstgenoemd nummer is hij er opeens: De Gloed. Het gevoel dat er iets zeer spannends en opwindends plaatsvindt, wordt alleen nog maar versterkt wanneer Evan Dando solo enkele nummers brengt. De man bevestigt zijn talent als songschrijver en vertolker. Maar wanneer tijdens Lucinda Williams’ “Like A Rose” zijn apparatuur té wispelturig blijkt, heeft Dando er genoeg van. Het trio keert nog eenmaal kortstondig terug, maar voor iemand ten volle beseft dat een nummer is ingezet, is het concert afgelopen.
Een einde dat de hele avond typeerde: The Lemonheads waren uitermate rommelig, maar desondanks, of misschien wel daardoor, hing er magie in de lucht. Geen hond die dat tien jaar geleden had kunnen voorspellen, maar anno 2008 zijn The Lemonheads opnieuw dat opwindende bandje waar je geen genoeg van kan krijgen.