Vonken en vuur, dat waren de taferelen twee jaar geleden op Pukkelpop en ten huize onze redactie bij het beluisteren van de nieuwste van Sons And Daughters. Helaas, de vlam dreigt vanavond meermaals uit te doven en wordt angstvallend met allerlei hulpmiddelen in leven gehouden.
Bijzonder jammer, want na drie albums bleek het Schotse viertal eindelijk terrein te winnen bij het grotere publiek. Veel zal wellicht te maken hebben met de productie van This Gift, de nieuwste plaat, door ex-Suede-gitarist Bernard Butler, die de groep wat meer in de — gejaagde maar toch duidelijk radiovriendelijke — poprichting duwde.
Er wordt nochtans enthousiast afgetrapt. Zangeres Adele Bethel laat er geen gras over groeien en stelt meteen haar indrukwekkende stemcapaciteiten tentoon in opener "The Nest", een merkwaardige mix tussen gure rock en Motown. Met de tamboerijn in de hand en blinkend gouden topje om het lijf ziet Bethel er verrukkelijk uit. De volumeknop krijgt een extra duwtje naar rechts voor het duo "Hunt" en "Red Receiver" uit het tweede album The Repulsion Box. Deze country-invloeden, die een beetje aan de kant worden geschoven in hun recentste werk, zijn wat Sons And Daughters in de eerste plaats interessant maakt. Het is een helse rit op een briesend paard. Dezelfde energie blijft aanhouden in de eerste single "Gilt Complex", wat ons dan weer doet uitkijken naar de nieuwe van The Kills.
Maar dan zakt de pudding in elkaar. Niet toevallig met nummers die ook op plaat moeite hebben te overtuigen. "Hang on/You’ve got to hang on to yourself," klinkt het wat slapjes in "The Bell". "This Gift" krijgt nauwelijks meer dan een beleefdheidsapplaus en de storm is ook op het podium wat gaan liggen. Bassiste Ailidh Lennon staat wat afzijdig in het niets te staren. Alleen tussen zanger-gitarist Scott Paterson en Adele Bethel lijkt er enigszins interactie te bestaan. Bij het uitdelen van sterallures zijn ook zij de enigen die hun zakken volstaken. Er wordt gewag gemaakt van technische problemen. Bethel is voortdurend in conflict met haar in ear monitors. Tijdens "Ramalama" breekt een snaar van Patersons gitaar en wordt het nummer wat onprofessioneel stilgelegd en een nummer later opnieuw opgepikt.
Communicatie met het publiek is er nauwelijks. Geen probleem, als dat een formule is voor een pompend en strak optreden. Vanavond hebben die ongemakkelijke stiltes een negatieve invloed op het ritme en onze aandacht. Kolkte twee jaar geleden de Club van Pukkelpop nog genoegzaam met een gesmeerd en gepassioneerd spelende Sons And Daughters, dan is dit een jammerlijk rommelig boeltje.
Een vinnig en fel "Dance Me In" — hoogtepunt van de set — wakkert de vlam opnieuw aan. Die wordt evenwel onmiddellijk geblust door een vlakke, aan ondermaatse zang lijdende "Johnny Cash". Afsluiter "House In My Head" krijgt zelfs een schreeuwerige finale aangemeten.
Hoewel er volgens de setlist twee bissen voorzien waren, blijft de groep wijselijk in de coulissen. Een moment van bezinning voor allen en een wel erg gemiste kans.