De marktwaarde van een groep en de daarbij behorende status (of het gebrek eraan) lijken op bepaalde momenten perfect onderhevig aan de wetten van de dynamica. Gehaaide promoboys en verdacht enthousiaste recensenten slingeren de band in kwestie ver voorbij zijn evenwichtspunt, richting smaakje van de maand. Niet veel later, en met een snelheid waar Léon Foucault jaloers op zou zijn, schommelt de pendel naar de keerzijde van de hipheid.
Aan het begin van het nieuwe millennium, had men het wel een beetje gezien met de serieux van sommige rockmuzikanten. Het jaren ’80 postpunkgeluid van groepen zoals Gang Of Four, Joy Division of Talking Heads werd opnieuw lustig gerecycleerd en in het ergste geval schaamteloos gekopieerd. The Strokes, Bloc Party en andere gezellige Franzen struikelden over elkaar heen in de hippere platenbakken. Het New Yorkse viertal, The Rapture vond dat er ook wel eens gedanst mocht worden, leukte daarom zijn nummers op met enkele koebellen en werd hiervoor bedankt met het lekker bekkende etiket punkfunk. "House Of Jealous Lovers" was een niet mis te verstaan waarschuwingsschot, geproducet door de, onaantastbaar gewaande, heren van DFA. Het niet geheel bevredigende Echoes katapulteerde The Rapture vervolgens in het selecte clubje groepen waarover alleen in superlatieven wordt gesproken.
Drie jaar stilte en vele bandjes, waarvan de naam begint met "The…", later, presenteert het viertal in een uitverkochte Botanique het kraakverse album: Pieces Of The People We Love. Beleefdheidshalve stelt de groep zich nog even voor met prijsbeesten "I Need Your Love" en "Sister Savior". Overbodig zo blijkt: het enthousiaste publiek is nog steeds vertrouwd met het hoge stemmetje van frontman Luke Jenner, de opzwepende saxofoonpartijen, de slappende bas van Matt Safer en, evident, … de befaamde koebel.
Cynici met een slecht geweten en een voorkeur voor belegen zegswijzen die, na twee relatieve klassiekers, iets mompelen dat klinkt als: "hun beste kruit verschieten", worden vakkundig de mond gesnoerd met het nieuwe en uitermate amusante "The Devil". Funky gitaartjes struikelen over ijle bliepjes, terwijl het strakke ritme op de heupen mikt. Jenner laat zijn Playmobil-stemmetje in de strofes falsetgewijs overslaan, de refreintjes leukt hij op met aanstekelijke kreetjes om tenslotte het nummer naar een dansbaar hoogtepunt te hijgen. Ook het rustigere "Down For So Long" misstaat niet in het opgefriste uitstalraam van de Amerikaanse hipsters en single "Get Myself Into It", met het prominent aanwezige saxdeuntje, staat gegarandeerd de komende weken in het collectief geheugen gebrand.
De heren New Yorkers plukken uiteindelijk de 15 leukste uit het tweede album Echoes, jongste worp Pieces Of The People We Love en de oudere EP Out Of The Races Onto The Tracks. Meebrullen doet u met "The Killing" (One, two, three, four, kick that fucker out of the door !), "Whoo! Alright Yeah… Uh Huh" en het voor de hand liggende "House Of Jealous Lovers". De zaal barst uiteindelijk fysiek behoorlijk los tijdens de strak achtereen gespeelde laatste vijf nummers met een mechanisch rockend "The Sound" als afsluiter.
Rapture is een term voor het moment waarop goedgelovige Christenen worden bevrijd van de aardse lasten en een plaatsje krijgen in het koninkrijk van de Heer. De vier sympathieke slungels op het podium van de Brusselse Botanique tonen met iets minder ambitie dat ze zich bevrijd hebben van het dwingende keurslijf van de hipheid en bewijzen vanavond dat ze, zonder pretentie, er live gewoon een ongemeen stevige lap op kunnen geven.