Sprookjes zijn nooit weggeweest en zitten zelfs in de lift. Ze worden niet alleen gelezen, voorgelezen, herlezen, maar ook geschreven. Denk maar aan Toon Telleghen. Dat is ook wat Peter Verhelst in zijn nieuwste roman Zwellend Fruit doet. Hij legt zich daarbij toe op waar het in het schrijven van sprookjes eeuwenlang om draaide: het condenseren en vastleggen van eeuwenoude verhaalstof voor het nageslacht. Verhelst laat ons het mythologische verhaal van het geslacht Agamemnon lezen, maar dan als een roman in sprookjes.
Het oorspronkelijke verhaal zoals we dat in de antieke drama’s terugvinden, is dat van Agamemnon, Klytaemnestra en hun drie kinderen Orestes, Iphigenia en Elektra. Verhelst kleeft echter niet vast aan de klassieke verhaalstof. De auteur speelt met woorden en taal net zoals hij dat met de elementen uit het mythologische verhaal doet. Meer dan de dood van Iphigenia neeemt hij er niet van over en Elektra duikt slechts op het einde van de sprookjes op. De roman speelt zich af in een tijd- en ruimteloos kader, alsof het gezinnetje Agamemnon alleen op de wereld is, waardoor de psychologische motieven sterk naar boven komen. Zwellend fruit gaat over de band tussen ouders en kinderen, over herkenning en anders zijn, over angst en liefde, geboorte en verval.
Toch is de roman niet vrij van maatschappijkritiek, zoals bijvoorbeeld in "De wet van Orestes", waar onze samenleving een spiegel wordt voorgehouden. De lezer moet dit ook effectief doen bij het "Sprookje dat in de spiegel moet worden gelezen". Het spiegelmotief komt vaak voor. Personages spiegelen zich in vensters en water, maar ook aan elkaar.
Voor de opbouw bedient Verhelst zich veelvuldig van parallellie en functionele herhalingen. In het eerste deel, L.S. (lectori salutem), vind je in "(voor wie) het meisje (verkiest)" en "(voor wie) de jongen (verkiest)" tweemaal bijna hetzelfde sprookje, maar toch net niet. Doorheen de roman duiken hier en daar algemene wijsheden op, steeds in de vorm van een "men zegt". Bij zo’n passage heb je het gevoel dat Verhelst de nagel op de kop slaat. Via de mengeling van mythologie, sprookje en elementen uit onze alledaagse werkelijkheid slaagt hij erin te verwoorden wat op geen andere manier zou kunnen gezegd worden, ondanks de vaak barokke woordenvloed. In feite balanceert Verhelst voortdurend tussen het concrete en het abstracte, de basis (het mythologische verhaal) en hetgeen hij ervan heeft gemaakt. Het boek zindert van de magie, maar heeft toch een aardse dimensie.
De ondertitel zegt het al: het gaat om een roman in sprookjes. Het fragmentarische is dus niet ver weg. Maar ook al gaat het om een "roman in sprookjes", toch kan je het geheel als één groot sprookje lezen. In tegenstelling tot een klassiek sprookjesboek, blijven de sprookjes an sich niet echt hangen. Je herinnert je flarden, maar om nu te zeggen dat je ze gemakkelijk kunt onthouden, nee. Deze thematiek duikt in het prille begin van de roman op en wordt achteraf zo duidelijk dat we het metaliteratuur kunnen noemen.
Het probleem is echter dat de sprookjes niet zomaar blijven, je moet ze vasthouden. Peter Verhelst geeft ze een lichamelijkheid, ze nestelen zich in de lichamen van de personages en laten zich voelen. Bovendien zorgt de beeldspraak er in elk sprookje voor dat je niet zomaar over alles heen leest. Wat hierdoor vooral blijft hangen zijn de gevoelens die bij de personages en in de sprookjes leven.
Ondanks het fragmentarische karakter en de mythologische achtergrond is Zwellend Fruit toegankelijk. De lezer hoeft de mythologische verhalen van het geslacht Agamemnon niet te kennen om zich te laten meevoeren door de sprookjes, alhoewel die kennis een meerwaarde geeft. Hierin zit wellicht de kracht van Peter Verhelst. In tegenstelling tot andere schrijvers is hij met dit boek niet gedoemd tot hermetisme. Hij is erin geslaagd om van een tragedie een modern sprookje te maken. Of dit ook een happy end impliceert, moet de lezer zelf beslissen.