De Italiaan Carlo Emilio Gadda (1893-1973) was naast ingenieur ook een van de belangrijkste schrijvers van de twintigste eeuw. Omdat hij in zijn werk structurele complexiteit met taalvuurwerkt verenigt, werden zijn romans lange tijd onvertaalbaar bevonden. Dankzij Frans Denissen is er nu een schitterende vertaling van het meesterwerk La cognizione del dolore.
Gadda begon pas intens aan De leerschool van het lijden te werken in 1937, na de dood van zijn moeder, verder bouwend op een voorstudie uit 1929. Het werk kende vervolgens een chaotische ontstaans- en fragmentarische publicatiegeschiedenis. Tussen 1938 en 1941 verscheen het in een Italiaans tijdschrift, in 1963 pas in boekvorm, om in 1970 vervolledigd te verschijnen met nog twee toegevoegde hoofdstukken. Ook Gadda’s magnum opus (eveneens door Frans Denissen in het Nederlands vertaald) Die gore klerezooi in de Via Merulana verscheen eerst in hetzelfde tijdschrift in 1946, om pas in ’57 in boekvorm te worden uitgegeven.
Met De leerschool van het lijden schreef Gadda een vreemdsoortige autobiografische roman waarin hij afrekende met een heel stuk persoonlijk verleden. Een traumatische jeugd, de oedipale relatie met zijn moeder en de verscheurende oorlogsperiode ‘14-’18 waarin hij een broer verloor en een langdurig en vernederend krijgsgevangenschap doorstond, zijn zaken die Gadda van zich af wou schrijven. Ook de verbeten woede tegenover oorlogsprofiteurs is een belangrijk element in het boek. Vormelijk wijkt de roman zeker af van de klassieke autobiografie en de schrijver geeft zijn verhaal niet makkelijk weg. Gadda vertelt slechts heel indirect over zijn eigen leven en dat in de vorm van het terloops opgevoerde personage Gonzalo Pirobutirro. Dat de schrijver nog heel dicht bij zijn autobiografische projectie staat blijkt uit de grote fysieke gelijkenis die hij Gonzalo toedicht en uit diens gelijklopende levensgeschiedenis, karakter en obsessies.
Gadda heeft zich in elk geval niet gespaard door in de zonderlinge Gonzalo Pirobutirro een zelfportret te construeren. Dit personage is doortrokken van een male oscuro, een duister kwaad dat een metafysisch existentieel lijden voorstaat. Het verhaal speelt zich af in een denkbeeldig land in Zuid-Amerika, maar in de beschrijving hiervan kan makkelijk het Lombardije van de jaren ‘30 worden doorzien. Ook het fascistisch regime van Mussolini en de zwarthemden krijgen een plaats in dit fantastisch kader. Echter is De leerschool van het lijden meer een roman met diepe persoonlijke betekenissen dan subversieve doeleinden. Gonzalo woont samen met zijn moeder in een villa nabij Lukones en wordt in het eerste deel bezocht door een hilarisch doktersfiguur. De droom die door Gonzalo aan de dokter wordt verteld is hierbij van groot belang. In deel twee komen moeder en zoon meer direct in het vizier en uiteindelijk zal een ongelofelijke scene de onafgewerkte roman beëindigen.
De weerbarstige en experimentele stijl laat zich niet onder een noemer vangen. Gadda springt van een zo spontaan mogelijke spreektaal met cesuren tot de meest gecontstrueerde mijmeringen. In feite past de taal zich aan naargelang we dichter of verder af zijn van de innerlijke wereld van Ganzalo. In zijn proza is de auteur nu eens verhalend, dan weer verliest hij zich in exhaustieve en detaillistische beschrijvingen. De fel in de meerderheid zijnde zijsprongen hebben een overwicht op de eigenlijke verhaallijn; er is dus een bewust onevenwicht tussen de gebonden en vrije elementen in de roman. Op die manier krijg je een chaotisch maar verrijkt aandoend geheel met grote werkelijkheidswaarde. Als lezer wordt je voortdurend geprikkeld met rare syntactische zinnen, opsommingen en een specifieke woordenschat. Je wordt geconfronteerd met prachtige en minutieuze beelden, groteske dialogen, hilarische anekdotes. De roman kent een gestadige voortgang, als een meanderende rivier van taal, stuwend en vloeiend. Gadda lezen is tekst beleven op het puntje van de stoel en hierbij hoort de monumentale vertaalarbeid van Frans Denissen alle lof toegezwaaid te krijgen.
De uitstekende inleiding van Ronald de Rooy zorgt voor de nodige contextuele informatie. Als lezer wordt je geholpen bij het ontdekken van een paar autobiografische sleutels en voorbereid op een avontuurlijke lezing. Achteraan de mooi verzorgde uitgave vinden we nog noten van de vertaler en vertalingen van anderstalige fragmenten. De kern blijft natuurlijk de fenomenale tekst van Gadda, die je mits enige investering van moeite tot een hoogst intense, bijwijlen quasi delirante leeservaring kan brengen.