Noem me gerust een softie, maar ik zal altijd een
boontje apart bewaren voor ‘Robin Hood: Prince of Thieves’, de
über-foute nineties classic, waarin Kevin Costner met een
groene maillot, een nekdekentje en een vet Texaans accent de Britse
volksheld gestalte mocht geven. Objectief gezien was die versie
maar weinig om over naar huis te schrijven: het verhaaltje was
flauw, Kevin Costner was misschien het grootste staaltje miscasting
sinds Dick Van Dyke een Cockney moest spelen in ‘Mary Poppins’ en
op de aftiteling werd Bryan Adams toegelaten om zijn vervloekt
keelgat open te sperren (you know it’s true… everything I
do… I do it for youuuu). En toch was ik destijds helemaal
mee met dat verhaal, ongetwijfeld ook omdat ik te jong was om beter
te weten. De film had vaart, hij had Alan Rickman en bovenal: hij
was fun. De acteurs hadden zichtbaar genoegen in de stunts
die ze mochten doen en de toon was luchtig – het was uiteindelijk
allemaal maar om te lachen. Dat was toen, dit is nu. Nu is het
2010, en de nieuwe versie van ‘Robin Hood’ komt van de tandem
Ridley Scott – Russell Crowe, wat wel zo’n beetje garandeert dat
deze hervertelling alles behalve luchtig of fun zal
worden. Plezier is grotendeels verbannen uit de actiecinema
tegenwoordig (check ook de bloedserieuze toon van de meeste
comic book-verfilmingen van de laatste jaren), alsof
somberheid en troosteloosheid op zichzelf een kenmerk van kwaliteit
zijn. Zoals het hoort volgens die mentaliteit, is ook deze nieuwe
‘Robin Hood’ een grimmige bedoening, opgetrokken uit modder en
bloed. Wat nog niet noodzakelijk betekent dat het een slechte film
is, maar jeez, people, where did all the good times
go?
Scott en scenarist Brian Helgeland proberen het sérieux
van hun productie op te krikken door de legende van Robin Hood te
linken aan verschillende historische gebeurtenissen en mijlpalen,
inclusief de kruistochten, de eeuwenlange conflicten tussen
Engeland en Frankrijk en de Magna Carta. Sommige van die
historische feiten kloppen, de meeste ervan hebben van veraf wel
iets te maken met de realiteit, zo lang je er maar niet te nauw
naar kijkt, en nog een aantal anderen zijn gewoon geheel uit eigen
duim gezogen. Zo begint Robin het leven als boogschutter in het
leger van koning Richard Lionheart (gespeeld door een geweldige
Danny Huston). Nadat Richard sneuvelt tijdens de belegering van een
Frans kasteel (een potje plunderen op de terugweg van de
kruistochten, u weet hoe dat gaat), keert Robin terug naar
Engeland, waar Richards jonge en zwakke broer John (Oscar Isaac) de
troon bestijgt. Geen goed idee: terwijl John met zijn veel jongere
echtgenote rotzooit en de adel koeioneert met buitenissige
belastingen, ziet de verraderlijke Godfrey (Mark Strong) zijn kans
schoon om een invasie van de Fransen te organiseren.
En zo zijn we vertrokken voor een historisch epos dat zich nog
het best laat omschrijven als “Gladiator in de bossen van
Engeland”. Er is misschien geen enkele levende regisseur die dit
soort cinema met meer aplomb neerzet dan Ridley Scott – had hij
films gemaakt in de jaren vijftig of zestig, dan zou hij
waarschijnlijk niks anders hebben gedaan dan ‘Ben Hurs’ en
‘Spartacussen’ maken – dus uiteraard kletteren de zwaarden alweer
oorverdovend, krijgen we enkele indrukwekkende actiescènes en komt
het set design alweer overtuigend groezelig over. Wanneer
Robin door Maid Marion (Cate Blanchett) verplicht wordt om bij de
honden te slapen, kun je bijna ruiken hoe hard hij stinkt. Zelfs de
kamer van een landheer is vergeven van de ratten en we komen te
weten wat een gedoe het is om een maliënkolder uit te trekken om
een bad te nemen. Net als in ‘Gladiator’ en ‘Kingdom of Heaven’ is
Scott alweer gefascineerd door de fysieke realiteit van een wereld
waarin mensen van 40 als stokoud werden beschouwd, en brengt hij
die wereld haast voelbaar tot leven.
In plaats van genoegen te nemen met de ouderwetse fantasieversie
van ‘Robin Hood’, mikken Scott en Helgeland dus duidelijk op een
gevoel van authenticiteit. Zelfs de marketingcampagne, die ons
the true story behind the legend belooft, is daarop
afgestemd, hoewel je je kunt afvragen wélk waar verhaal, aangezien
er sowieso nooit een Robin Hood heeft bestaan. In hun drang om toch
maar geloofwaardig te zijn door de legende te verankeren in de
geschiedenis, bereiken de filmmakers twee dingen: de sombere toon
die zo alomtegenwoordig is geworden in actiecinema, en een
behoorlijke dosis bombast. Scott is nooit wat je noemt een
minimalistische regisseur geweest, en ook hier krijgen we modder
die in slow motion opspat, bijlen die zich knus nestelen in de
hersenschors van een niets vermoedende Fransman, en zelfs een
uitgebreide finale, die zich laat bekijken als een
12de-eeuwse versie van ‘Saving Private Ryan’. Niet dat
ik daar per sé over wil klagen: bombast is onderhoudend. Het is een
haast feilloze manier om je publiek geboeid te houden, zij het niet
noodzakelijk de meest intelligente. ‘Robin Hood’ is dan ook een
film die zich op een oppervlakkig niveau best laat bekijken, in de
zin dat hij niet saai is en bevolkt wordt door charismatische
acteurs.
Het probleem zit ‘m vooral in het scenario. De plot is all
over the place, met verschillende verhaallijnen die te veel
tijd nodig hebben om samen te komen in een samenhangend geheel. De
motivaties van de personages zijn vaak nogal wazig (wat is nu
precies de reden waarom Godfrey Engeland wil laten veroveren door
de Fransen?) en ook de timing van de humoristische momenten is niet
altijd even gelukkig. Zo is het niet duidelijk of Prince John nu
bedoeld is als reële schurk of als schertsfiguur – het ene moment
staat hij te klungelen op het slagveld (“hoe, hebben we al
gewonnen?”) en het volgende worden we verondersteld hem serieus te
nemen wanneer hij Robin Hood luidkeels tot outlaw
uitroept. Ondertussen zijn bepaalde bijrollen, zoals die van
William Hurt als een adviseur van de koning, pijnlijk
onderontwikkeld.
Nu ik dit schrijf, besef ik zelf dat deze recensie eigenlijk
inwisselbaar is met quasi elke bespreking van elke grote
blockbuster van de laatste paar jaar: een zwak scenario
dat professioneel verfilmd werd, levert een half geslaagde prent op
die je voor de lol best één keer kunt gaan bekijken, enkel om hem
daarna weer te vergeten. Zegt dat veel over het niveau van de
gemiddelde Amerikaanse actiefilm, of over mijn besprekingen? Hoe
het ook zij, ‘Robin Hood’ is onderhoudend maar zelden memorabel
werk, dat vooral doet terugverlangen naar het niveau dat Scott en
Crowe haalden in ‘American Gangster’.