Toen wij hem twee jaar geleden voor het eerst interviewden, op een stralende augustusdag in Kiewit, was Patrick Watson nog een nobele onbekende. Niet meer dan een van de vele “revelaties in wording” die jaarlijks de Pukkelpopaffiche sieren. Een zieltjeswinnende clubtournee en vooral een uitstekende nieuwe plaat later, lijkt Watson, pas vader geworden, goed op weg om na thuisland Canada ook de rest van de wereld te veroveren.
En zo komt het dat wij, op een stralende dag in mei 2009, opnieuw een rendez-vous met de minzame dertiger hebben. In een taxi ditmaal. Tussen enkele radiosessies aan de Reyerslaan en een soundcheck in de Ancienne Belgique in, waar Watson ’s avonds een magisch concert zal geven. Geprangd tussen een uitgehongerde Watson (“If I don’t have some food in five minutes, I’m gonna kill someone”) en Simon Angell, gitarist van Patrick Watson & The Wooden Arms – – want zo heet de band nu voluit. Ook in de wagen: Watsons beminnelijke eega en hun al even ontwapende zoon, zeven maanden oud.
enola: Proficiat met het prille vaderschap. Bevalt het je?
Watson: “Heel erg, dank je. Het evenwicht tussen touren en thuiskomen is fantastisch. Baby’s zijn crazy, vol van inspiratie en hij maakt nog niet te veel herrie…”
“Ik probeer hem zo dicht mogelijk bij mij te houden. Daarom volgt mijn vrouw de volledige tour met de band mee. Het is bijzonder fijn om hen er bij te hebben. Anders zou de kloof tussen mijn leven on tour en mijn leven thuis in Canada al snel te groot worden, vrees ik. Nu heb ik iedereen dicht bij elkaar. Zo niet, zou hij me wel eens snel kunnen vergeten. Hij heeft een perverse geest, dat zie ik nu al (lacht).”
enola: Onlangs zag ook je nieuwe plaat het levenslicht, Wooden Arms. Akkoord als ik zeg dat je derde plaat als het ware een mix is van het meer melodische Close To Paradise en de ambient van je debuut Just Another Ordinary Day?
Watson: “Deels. Just Another Ordinary Day was inderdaad veel instrumentaler dan Close To Paradise, in dat opzicht lijken de twee platen op elkaar. Maar deze plaat is toch een stuk akoestischer, zeg maar droger qua effecten. What you get is what we recorded, there is no after-effects. Veel van de nieuwe plaat is bijna livemateriaal.”
enola: Wooden Arms vergt enige tijd om erin te komen. Was dat een weldoordachte zet?
Watson: “Zeker niet. Dat is gewoon onze manier van spelen, onze manier van muziek creëren. Dat er bij een tweede luisterbeurt veel nieuwe details naar boven komen, is zeker niet met opzet gedaan. We wilden bovenal een plaat maken die ons kippenvel bezorgt, en hopelijk ook de luisteraar.”
enola: Er schuilt dus geen meesterplan achter om de grote massa te ontwijken? Je vorige plaat werd zowaar met Coldplay vergeleken.
Watson: “Dat zal mij met deze plaat niet meer overkomen (lacht).”
Angell:“Die vergelijking achtervolgt ons al jaren. Eén opmerking was wel geniaal: “het klinkt als Coldplay als zij zouden kunnen spelen” (hilariteit).”
Watson: “Coldplay is een popgroep, wij niet.”
enola: Toch hebben jullie één ding gemeen. Enig idee wat dat is?
Watson: (verbaasd) “Geen flauw idee.”
enola: Live durven jullie allebei wel eens dezelfde song te coveren, “Gnossienne Nr.1” van Erik Satie.
Watson: “(ongelovig) No he doesn’t.”
Angell: “Really? Hij heeft dat vast van ons afgekeken, wij spelen dat nummer al jaren.”
Watson:”Misschien is het wel een grap. Zo van “jullie proberen mijn stem na te apen, dan pak ik jullie cover af” (lacht).
enola: Percussie komt op de nieuwe plaat prominent naar voren. Hoe verklaar je dat?
(Watson Jr. eist intussen alle aandacht van zijn vader op) Angell: “We wilden gewoon meer percussie op de plaat, meer niet. We hebben allerlei voorwerpen geprobeerd, zolang we er maar geluid uit kregen. Je zou er versteld van staan wat je allemaal als percussie-instrument kan gebruiken. Erg fijn.”
enola: Enkele maanden geleden had ik een interview met jullie landgenoot Chad VanGaalen. Hij vertelde mij dat hij de rust en ruimte van de Rocky Mountains verkiest boven de chaos in Montréal. Hoe zit dat bij jullie?
Watson: “Grappig, mijn vader zei me ooit iets gelijkaardigs. Hij zei dat het leek alsof onze muziek uit de ruimte kwam en dat de stad veel te veel storingen teweeg brengt. Ik kan me best voorstellen dat voor bepaalde dingen de Rocky Mountains meer inspirerend zijn, en dat voor andere de stad beter geschikt is. Het zijn twee aparte werelden, de ene niet beter dan de andere. New York is bijvoorbeeld een erg geschikte plek om muziek te maken. Die stad straalt zoveel energie uit…Maar we zijn pas terug van IJsland en ook daar waren we erg creatief.”
Angell: “Dat is ook de reden waarom we op zoveel verschillende plekken hebben opgenomen. In Montréal, IJsland New York, Parijs,…Die aparte sferen hadden we nodig om de plaat te kunnen maken die we uiteindelijk hebben gemaakt.”
enola: De inspiratie voor Close To Paradise was je trip richting Vietnam. Wat was de inspiratie voor je nieuwe plaat?
Watson: “Ons dagelijks leven eigenlijk. We zijn de laatste jaren getransformeerd in een druk tourende band, en dat op zich was de grootste inspiratie voor Wooden Arms. De gast waarmee ik naar Vietnam ben geweest, heeft trouwens de hoes van Wooden Arms geschilderd.
enola: Toen ik je twee jaar geleden op Pukkelpop interviewde, vertelde je mij dat je ervan droomde om eens een echte filmscore te componeren. Intussen is dat gebeurd (voor de film C’est pas moi, je le jure!). Droom vervuld?
Watson: “Niet echt. Ik maak al bijna tien jaar soundtracks, voor kortfilms en zo, maar ik heb nog steeds geen echte filmscore geschreven bij een film waar ik echt volledig achter sta. C’est pas moi, je le jure! was een goede film, maar ik was er niet compleet ondersteboven van.”
Angell: “Je zal je eigen film moeten maken.”
Watson: “Misschien doe ik dat wel. Maar ik hou alvast van het proces om een filmscore te schrijven: experimenteren met strijkers, mezelf verschillende stijlen aanmeten…”
enola: Jouw muziek doet mij altijd aan de stop-motionfilms van Tim Burton denken, A Nightmare Before Christmas en A Corpse Bride. Fans?
Watson: “Serieus? Ik ben dol op die films. Mij doet onze muziek eerder aan pakweg Being John Malkovich of Donnie Darko denken. Fantasie met een voet in de realiteit.”
Angell: “Wat ons voor dit album heeft geïnspireerd, zijn de soundtracks bij de cartoons uit de jaren dertig en veertig. Heel erg old school. Geen effecten achteraf, vreemde instrumenten,… Fantastisch hoe ze die soundtracks toen konden ineen knutselen.”
enola: Op La Blogothèque staat een filmpje waarin jij samen met Lhasa de Sala “Between The Bars” van Elliot Smith covert. Wie koos wie? En vooral: wie koos de song?
Watson: (inmiddels een slaapliedje zingend voor zijn spruit) Tgoch, dat ging eigenlijk erg spontaan. Ik vond dat al lang een prachtig nummer, en Lhasa en wij zijn goede vrienden, dus…Lhasa is een heel straffe zangeres, ik ken haar al ongeveer zeven jaar. We helpen elkaar regelmatig met onze albums, onze stemmen passen goed bij elkaar. Die cover is trouwens al enkele jaren geleden opgenomen.”
enola: De grote doorbraak lijkt intussen nabij. Tevreden?
Watson: “Wel, ik denk dat wij het soort band zijn dat als je eenmaal van ons houdt, je altijd van ons zal houden. Onze fans weten dat ze live altijd nieuwe verrassingen van ons mogen verwachten, dat we muzikaal blijven evolueren,…Wij zijn niet de zoveelste nieuwe hype.”
Angell: “Zeker niet na de barslechte Pitchforkrecensie. 3.3 gaven die ons, verdorie (lacht).” Watson: “Wat een eikels, man. Ik vraag me echt af wat we hen verkeerd hebben gedaan. Volgens mij is het omdat wij de Polaris voor de neus van Arcade Fire hebben weggekaapt, en dat de enige Canadese band is die zij kennen (in 2007 won Patrick Watson in eigen land de prestigieuze Polarisprijs met Close To Paradise, voor Arcade Fire en Feist). Zij hebben ons niet ontdekt, dus vinden ze het maar beter om ons af te breken.”