Na een vermoeiende VS-tournee trok Beach Fossils-gitarist Zachary Cole Smith zich verleden zomer terug in een, met LP’s van onder andere Faust en Arthur Russel volgepropte, smoorhete maisonnette te Brooklyn om als DIIV een karrevracht songs te schrijven. Eens de indian summer aangebroken, verliet de vagebond zijn stulpje met Oshin onder de arm en hoewel dit debuut noch klinkt, noch het niveau haalt van bovengenoemde helden mag het er zeker wezen.
Ook Nirvana’s schijfjes moeten in dat kruipkot hebben rondgeslingerd want Smith is zo’n grote fan dat hij als eerbetoon aan Cobain & co zijn soloproject naar de gelijknamige B-kant van hun single “Sliver” noemde. Die nom de plume was echter geen lang leven beschoren; uit respect voor de Belg Dirk Ivens die in de jaren ’90 brokken maakte met het industrial combo Dive, herdoopte de frontman zijn project in het nietszeggende DIIV.
Significanter voor de raison d’être van deze deuntjes is de albumtitel; “Oshin” is immers een verbastering van “Ocean”. De sterrenbeelden van Smith en de andere muzikanten zijn watertekens. Zij vonden dat woord erg goed met de muziek passen want: “Watertypes zijn emotioneel en gevoelig. Zij kunnen last hebben van stemmingswisselingen en reageren puur gevoelsmatig op hun omgeving. Watertekens kunnen gevoelens zo nodig hebben dat een verslaving ontstaat aan een opwindend en intens leven”, zo lazen ook wij in een flutblad.
Zoals Zachary Cole Smith, Andrew Bailey, Devin Perez en Colby Hewitt (de drie later door de zanger-gitarist om zich heen verzamelde groepsleden) in het leven staan, zo klinkt dus ook hun muziek; als The Cure ten tijde van Disintegration die tot treurens toe The Sundays’ “Summertime” covert. Het resultaat: dertien nummers die voortdurend tussen zomerse euforie en winterse melancholie lijken te schipperen.
De vloeiende gitaarlijn en de wave-achtige basriff van de instrumentale opener ”(Druun)” ensceneren Robert Smith die, met een pruillip van ongekende proporties, zich ergens op een hagelwit strand aan één of andere krautrock klassieker waagt. En als dat experiment per abuis zou klinken als het straffe staaltje psychedelische indiepop genaamd “Past Lives” zou Creation Records-baas Alan McGee hem meteen een lucratief contract onder de bepoederde neus duwen.
Een drony synth, weemoedige (én bloedmooie) gitaarlick en van delay vergeven zang maken van “Air Conditioning” echter het hoogtepunt. En “Straffe kost!” roepen wij ook bij het horen van, het naar Deerhunter knipogende, “Wait” en het post punk-achtige “Doused”.
Het warm water hebben Smith en de zijnen met deze eersteling niet uitgevonden, maar wie die kritiek “mierenneukerij in deze tijden” vindt, zijn we geneigd gelijk te geven. En hoewel het album naar onze smaak wat te lang op hetzelfde elan blijft ronddobberen, vinden we het er dus toch één om te koesteren.