NOOT: Deze recensie werd eerder gepubliceerd op 24 februari. Vanaf deze week krijgt de film van James Gray echter toch nog een bioscooprelease en is hij te zien in de Studioskoop in Gent en in de Lumière-zalen van Antwerpen, Brugge en Mechelen. Na een wat minder geslaagde uitstap in een genre dat hem minder bleek te liggen – de sciencefiction prent Ad Astra met Brad Pitt – keert James Gray terug naar het soort drama waaraan hij zijn grootste faam dankt en meteen ook naar de door etniciteit gekleurde gemeenschappen en buurten in en rond New York die zo prominent aanwezig waren in eerder werk zoals Little Odessa of The Yards. Armageddon Time was in de VS geen al te lang leven beschoren in de bioscopen, waardoor de film in Europa initieel enkel via streaming wordt uitgebracht.
De terugkeer naar Queens waar ook The Yards al speelde, brengt voor Gray ook meteen de mogelijkheid een aantal autobiografische elementen binnen te brengen in een film over een wat bedeesde zoon van een Joods gezin die de aspiratie heeft om (net als de regisseur op die leeftijd) later kunstschilder te worden. Op school vlotten de dingen echter niet en wanneer de vriendschap met een Afro-Amerikaanse jongen tot een incident leidt, besluiten de ouders (Anne Hathaway en Jeremy Strong) om de jonge Paul naar dezelfde Joodse eliteschool te laten gaan waar ook zijn broer al studeert. Deze nieuwe wereld brengt nieuwe identiteitsproblemen met zich mee en Paul lijkt enkel met zijn grootvader (Anthony Hopkins) echt een goed contact te hebben. Die grootvader is een man die Pauls artistieke dromen aanmoedigt en die een beetje het geweten vormt van de familie in de manier waarop hij verhalen over de oorlog, holocaust en de komst naar Amerika, nog steeds in herinnering brengt.
Het drama – dat in de wat misleidende trailer voor de film al te veel verkocht werd als een warm ‘coming of age’-verhaal, vormt de aanzet tot een bijzonder donkere kijk op het concept van identiteit en cultuur in de Verenigde Staten. Met de presidentscampagne van Ronald Reagan op de achtergrond, lijkt het script van Gray zelf weinig illusies te hebben over de identiteitsvraagstukken die het land ook vandaag nog verscheuren. ‘Idiots from sea to shining sea’, noemt Pauls vader de mensen die aan het eind Reagan tot president kiezen, niet beseffende dat zijn eigen retoriek helemaal kadert binnen dezelfde ideologie. De film doet ons eerst geloven dat dit een verhaal is over verzet tegen het feit dat iedereen zo wel zijn eigen oorlogjes uit te vechten heeft, wat ook de persoonlijk achtergrond, klasse of bevolkingsgroep is. Stap voor stap ontneemt het script ons echter de illusie dat we kijken naar een prent over ingaan tegen dat besef. Niemand ontsnapt aan de botsing met andere identiteit en cultuur in de moderne Amerikaanse samenleving, is de weinig opwekkende these aan het eind, en eigenlijk is er helemaal geen ruimte om elkaar echt te vinden of te begrijpen. De breekbare vriendschap tussen Paul en zijn klasgenoot – en hoe het die vergaat – wordt dan ook een bijtende metafoor voor de hele gemeenschap. Noch de idealistische woorden van de grootvader, noch de ouders die willen dat hun kinderen een betere toekomst hebben dan wat zijzelf konden opbouwen, noch de ongetwijfeld voortreffelijke opvoeding die de dure school voorstaat, kunnen immers verhinderen wat mensen met nochtans de beste bedoelingen in stand houden en bestendigen als maatschappelijke vormen en harde waarheden.
Geholpen door fotografieleider Darius Khondji die hier de extra grote lichtsensor van de Alexa 65-camera ten volle benut om een digitaal geschoten werkstuk af te leveren dat zo dicht mogelijk bij de tactiliteit van pellicule komt, drenkt James Gray die sombere bespiegeling in een treffend misleidende gloed van warme nostalgie die de kijker zachtjes op het verkeerde been zet om vervolgens heel hard uit te halen wanneer we beginnen te beseffen hoe diep doordrenkt met wanhoop deze Armageddon Time wel is.