Toen Francis Ford Coppola midden jaren zeventig naar de Filipijnen trok om daar in de jungle Apocalypse Now te gaan draaien, bood zijn oude mentor Roger Corman hem één simpel advies: “Don’t go.” En in zekere zin had hij gelijk, natuurlijk. Het productieproces werd een jarenlange lijdensweg, die uiteindelijk een meesterwerk opleverde, maar wel voorgoed iets kapotmaakte in de regisseur. Fast forward naar veertig jaar later: James Gray maakt zich klaar om de jungle van Colombia in te trekken om daar zijn passieproject The Lost City of Z te draaien en gaat naar Coppola voor goede raad. Het antwoord dat hij krijgt? Uiteraard: “Don’t go.”
Gelukkig liep het voor Gray allemaal minder dramatisch af, met een weliswaar zware shoot die van grote rampen gespaard bleef, maar ook met een minder memorabele film. Gray, de ouderwetse classicist die eerder al bijna-meesterwerkjes afleverde als Two Lovers en The Immigrant, heeft hier zijn meest logistiek ambitieuze en visueel indrukwekkende film tot nu toe afgeleverd, maar ook zijn meest afstandelijke en minst samenhangende.
Het verhaal is gebaseerd op ware feiten. Percy Fawcett (Charlie Hunnam) was een ontdekkingsreiziger die in 1909 door de Royal Geographic Society naar Colombia wordt gestuurd om daar een rivier in kaart te brengen – op dat moment een gewaagde onderneming die hem bijna het leven kost. Maar hij keert veilig terug naar huis mét een kaart van de rivier en enkele archeologische vondsten – potten en pannen die hij in het midden van de jungle heeft gevonden – die hem ervan overtuigen dat er ergens in het oerwoud een verloren ruïne van een oude beschaving te vinden moet zijn. Fawcett wordt weggelachen door een groot deel van de Britse intelligentsia, maar keert daarna nog twee maal terug naar de jungle om zijn theoretische stad Z (“het laatste verloren stukje in de puzzel van de mensheid”) te vinden. Van zijn laatste reis, die hij in 1925 onderneemt samen met zijn zoon, keert hij echter nooit terug en tot op heden is het een raadsel wat er exact met hem is gebeurd.
Dat klinkt misschien als de aanzet van een Indiana Jones-achtig avontuur, maar wie de vorige films van James Gray heeft gezien, zal beseffen dat dit absoluut niet aan de orde is. Gray is een methodische regisseur, die graag zijn tijd neemt om zijn verhaal aan een rustig tempo uit de doeken te doen en dat is hier niet anders. Hij toont een haast Herzogiaanse fascinatie voor de relatie tussen mens en natuur, die zich vertaalt in lange, lyrische shots van het oerwoud, de zon die ondergaat op de rivieren en ga zo maar door. Zeker tijdens de eerste expeditie van Fawcett is Herzog nooit ver weg. We krijgen een fantastisch surreëel moment waarin Fawcett en zijn compagnon de route Henry Costin (Robert Pattinson) plots operagezang horen in de jungle. Ze wandelen wat verder en lopen zo pardoes inderdaad een dorp binnen waar een opera in volle gang is. Die scène lijkt zo uit Fitzcarraldo geplukt, en dan zijn we zelfs nog niet begonnen aan de gevaarlijke boottocht over de rivier, die nadrukkelijke echo’s laat horen van Aguirre.
Wat Gray hier interesseert, is de evolutie van Fawcett van kolonisator naar verlichte, zij het nog altijd paternalistische cosmopoliet. Hij is de eerste die voorzichtig durft te suggereren dat de inboorlingen in Colombia misschien niet de gelijken van de blanken zijn – we moeten ook niet gek gaan doen – maar dat ze toch wel respect verdienen. Zijn obsessie voor de zoektocht naar Z wordt dan ook een obsessie voor het bewijzen van zijn wereldbeeld.
De parafernalia van de avonturenfilm zijn er natuurlijk wel: indianenstammen die met speren gooien en in één geval zelfs openlijk aan kannibalisme doen; lange, zweterige trektochten door de jungle; conflicten tussen de expeditieleden; scènes waarin het eten bijna op is en zelfs dialogen van het genre: “We moeten terugkeren, dit is waanzin!” – “Maar de stad is zo dichtbij, ik voél het!” Maar tegelijk onttrekt The Lost City of Z zich ook aan die clichés door constant op zoek te blijven naar een spirituele dimensie in Fawcetts reizen. De film is (bewust) hypnotiserend in plaats van opwindend. Obessief in plaats van explosief.
Ambitie te over dus, en de beeldtaal die Gray, samen met director of photography Darius Khondji, hier gebruikt, is weinig minder dan fenomenaal. Gray gaat, zoals wel vaker, voor relatief klassieke set-ups – geen protserig zwieren met de camera voor hem – maar zijn mise-en-scène is vlekkeloos en de geeltinten die Khondji gebruikt, geven de film een tijdloos gevoel. The Lost City of Z werd trouwens, uitzonderlijk, nog op 35 mm film gedraaid, wat de prent, zelfs bij een digitale projectie, een textuur meegeeft die zeldzaam is geworden in de cinema.
Dus ja, de film verdient het absoluut om gezien te worden, maar toch heeft hij zo z’n problemen, waarvan de belangrijkste een simpele narratieve kwestie is. Het is soms bizar om te zien wat Gray wel en niet expliciet vertelt in zijn film. Tussen Fawcetts tweede en derde expeditie zat namelijk de Eerste Wereldoorlog, waarin hij vocht en gewond raakte. Op een moment dat de film al pakweg honderd minuten bezig is, wordt daar nog eens zo’n twintig minuten aan gespendeerd, terwijl we als publiek heel goed weten dat hij uiteindelijk toch weer de jungle in zal trekken. Je had dat hele segment er vrij makkelijk uit kunnen halen en Fawcetts oorlogservaring op een andere manier kunnen schetsen, waarmee de film dichter bij de twee uur zou liggen dan bij de tweeënhalf uur, zoals nu. Anderzijds wordt er te weinig tijd besteed aan Fawcetts zoon Jack (Tom Holland), die bijna letterlijk in de ene scène zijn vader verwijt dat hij nooit thuis is geweest, om dan in de volgende te vragen of hij mee mag gaan op een volgende expeditie. Da’s een vreemde bokkensprong die beter gemotiveerd had moeten worden.
En dan is er nog het simpele probleem dat van al die mensen die in de jungle rondlopen, Charlie Hunnams Fawcett niet bepaald de interessantste is. Hunnam heeft de neiging om Fawcetts dialogen … zeer … traag … uit te … spreken, waardoor hij een slome, wat plechtstatige indruk maakt. Ondertussen is Robert Pattinson veel charismatischer, zelfs onder zijn gigantische baard, terwijl Angus Macfadyen de show steelt als een pompeuze ex-ontdekkingsreiziger die per se mee wil naar Colombia maar het niet aankan. Het is best een probleem wanneer je hoofdpersonage de minst boeiende figuur van de film is.
The Lost City of Z is interessante cinema met serieuze gebreken. Maar laat het duidelijk zijn: het is ware cinema, gemaakt door getalenteerde mensen die, zelfs wanneer ze de bal misslaan, hem misslaan op een wondermooie manier.