“I truly believe that people who define you control you”. Uit alle macht en met alle kracht die hij in zich heeft, ontrukt Moses Sumney zich op zijn duizeling- en indrukwekkende tweede album græ aan verwachtingen die de mensen, de muziek en de maatschappij in het algemeen over hem koesteren.
Was het eerste album Aromaticism uit 2017 nog voorzichtig de grote teen dippen in het bad van ambiguïteit, dan worden nu alle remmingen losgelaten en duikt Sumney onverschrokken in het diepe. Het debuut was muzikaal spaarzaam – op het Spartaanse af zelfs – waarbij de stilte evenveel ruimte kreeg om te ademen als de maniëristische vocale uithalen van Sumney. Op græ (en dan vooral op het eerste deel dat in februari al verscheen) trekt de artiest alle registers open en kan je je als luisteraar laven aan een muzikaal smörgåsbord, dat gaat van gevoelig en zalvend tot soms lichtjes enerverend. Nooit wordt hierbij het geheel van De Plaat uit het oog verloren. Soms lijkt wat simpel en achteloos is eigenlijk hypergestileerd geproduceerd. Nummers en gedachten komen vrijelijk aanwaaien, worden uitgewerkt of als rafelige schetsen quasi achteloos achtergelaten. Maar nergens zijn ze vrijblijvend; alles vloeit harmonisch in elkaar over, zoals dat gaat in Sumneys universum.
Nog een punt van verschil is dat Sumney op græ meer dan vroeger samenwerkt met andere muzikanten. Daniel Lopatin (Oneohtrix Point Never) doet wat hij goed kan: meer dan de helft van de nummers voorzien van een bevreemdende productie. Thundercat voorziet met z’n bas enkele nummers van kosmische achtergrondruis. ‘Lucky Me’ werd geschreven in samenwerking met James Blake en draagt ‘s mans overduidelijke stempel van véél te doen met weinig: maximaal gebruik van de stem als instrument en repetitieve synthesizerklanken leiden tot een sfeervol geheel.
I’m not a woman / I’m not a man / I am something that you’ll never understand: Sumney heeft als een spons deze woorden van Prince in zich opgezogen. De zanger gaf jaren geleden in interviews aan geobsedeerd te zijn door isolatie en eenzaamheid en werkt deze thema’s hier tot in het extreme uit door het recht op zelfexpressie diepgaand te omarmen. Ieder mens is een eiland en op dat eiland doe je wat je wil. De Amerikaan met de Ghanese roots heeft een uit marmer gebeitelde kaaklijn en uit graniet opgetrokken carrure van een paracommando maar durft zich kwetsbaarder opstellen dan een klaproos langs de autostrade en graaft emotioneel dieper dan dwergen op zoek naar goud. “I insist upon my right to be multiple” klinkt het in “also also also and and and”. Het zijn de vrouwenstemmen van Jill Scott en Taiye Selasi die een genderfluïde omkadering verzorgen waarin gereflecteerd wordt op wat het is om man te zijn, waarbij vaak de stemmen zo erg vervormd worden dat het op het eerste gehoor niet duidelijk is of er een man of een vrouw aan het woord is.
Over de hele plaat worden stemmen eindeloos verdubbeld, verenkeld en vervormd, waardoor dit een vocaal rariteitenkabinet wordt, even fascinerend en bevreemdend als entertainend. Mannen- en vrouwenstemen vloeien door effectenboxen in elkaar over en Sumney is tegelijk én Prince én Nina Simone én Curtis Mayfield, Ben E. King én Aretha Franklin.
Op græ wordt niet enkel gedaan aan gender bending, maar ook aan genre bending. De stijlen op dit bedwelmende werkstuk gaan van lieflijke soul met kekke blazertjes in ‘Cut me’ (dat met zijn zware tekst op de vrolijke muziek een eenheid van tegengestelden is) over cocktail lounge jazz in ‘Gagarin’ (de eerste astronaut in de ruimte als symbool voor totale eenzaamheid) tot amorfe soundscapes. ‘Neither/Nor’ vervelt halverwege van folky gitaargetokkel tot iets dansbaars. Hoogtepunten opsommen wordt moeilijk, het zijn er gewoon héél veel, wat ons meteen tot het enige puntje van kritiek brengt. De plaat valt nét een tikje te lang uit en is naar het einde toe wat veel om te behappen voor gewone stervelingen. Maar laat dat dan ook het enige zijn.
Dit is een plaat als een groots statement, waarbij het mooiste eraan is dat ze dat niet doet door op de barricades luidkeels haar boodschap te staan roepen, maar door compromisloos haar eigen kwetsbare zelf te zijn.
Wie allergisch is voor arty farty gedoe loopt hier best in een grote boog omheen. Wie daarentegen bereid is om mee te vliegen in Sumneys ruimteschip mag zich schrapzetten voor een muzikale trip. Die trip ontbeert een duidelijk doel en een richting wordt al helemaal niet aangereikt, maar de ervaring is het enige dat telt. Dit is zonder twijfel een van de interessantste en strafste platen die we dit jaar tot nu toe hoorden. Misschien wordt het dan toch nog wat met dat 2020, het jaar waarin we zelf allemaal leerden een eiland te zijn.