You Were Never Really Here

Het is ondertussen zes jaar geleden dat Lynne Ramsay haar publiek een collectieve stomp in de maag verkocht met We Need to Talk About Kevin, en eerlijk: we zijn er nog altijd niet helemaal goed van. In de tussentijd werkte ze aan de feministische western Jane Got a Gun, maar daar maakte ze een controversiële exit toen de producenten haar geen final cut wilden geven; een move die wellicht respect had afgedwongen bij een man, maar die in het geval van Ramsay maar al te vaak werd uitgelegd als egocentrisme.

Met You Were Never Really Here maakt ze een retour die we triomfantelijk zouden noemen, mocht dat woord niet zo ongepast zijn voor de film die ze heeft afgeleverd. Er is namelijk maar weinig triomfantelijks te vinden in deze beenharde, Spartaanse thriller, die zich laat omschrijven als een soort “Taxi Driver , maar dan nog een stuk deprimerender”. Briljante cinema, maar net zoals bij Kevin zul je achteraf een flinke borrel nodig hebben.

Joaquin Phoenix speelt Joe, een getraumatiseerde veteraan die verdwenen kinderen opspoort voor mensen die kennelijk niet bij de politie terecht kunnen. In de desoriënterende openingssequens zien we hem door de gangen van een motel lopen met een bebloede hamer in de hand. Zoals hij het later zelf zegt: “Ik kan gewelddadig zijn.” Op een dag wordt Joe benaderd door senator Albert Votto, wiens dochter Nina van huis is weggelopen en wellicht is terechtgekomen in een pedofiel prostitutienetwerk. Joe gaat naar haar op zoek.

De gelijkenissen met Taxi Driver liggen dus voor de hand — de getroebleerde, eenzame veteraan die probeert om een jong meisje te redden uit de klauwen van tuig dat haar misbruikt — maar waar Martin Scorsese zijn verhaal op een heldere manier logisch liet evolueren, is You Were Never Really Here eerder een oefening in narratief minimalisme. Ramsay lijkt constant de grenzen op te zoeken van hoe weinig ze aan haar publiek kan vertellen, hoe elliptisch ze te werk kan gaan, zonder dat de kijker gewoon definitief de draad kwijtraakt. Ze geeft de informatie over haar personages en de plot mondjesmaat vrij, zodat we aan het einde nét genoeg weten om de resterende gaten zelf op te vullen.

Zo zijn er ultrakorte flashbacks naar een gewelddadige ervaring uit Joe zijn kindertijd — vaak krijgen we maar één of twee shots: een kind dat niet bij naam genoemd wordt, maar een jonge versie van Joaquin Phoenix zou kunnen zijn, verstopt zich in een kast en steekt zijn hoofd in een plastic zak. Daarna zien we Phoenix, in het heden, hetzelfde doen. Waarom? Ramsay geeft nooit een definitief antwoord, maar het is duidelijk dat Joe op een bepaald moment een jeugdtrauma heeft opgelopen waar hij nog altijd niet vanaf is. Hetzelfde geldt voor een terugkerende flashback naar zijn tijd in Afghanistan — ook daar heeft hij iets meegemaakt waarbij kinderen betrokken waren, maar ook dat wordt impressionistisch meegegeven door Ramsay, in scènes die nauwelijks enkele seconden duren en gaandeweg, over de loop van het verhaal, aan betekenis winnen.

In dat opzicht kan je ook de connectie maken met Blue Ruin, de wraakthriller van enkele jaren terug, die ook erg spaarzaam was met informatie en de kijker gaandeweg de nodige puzzelstukjes in handen gaf. Er zal ongetwijfeld een deel van het publiek zijn dat hierop afknapt, maar zelf vonden we het razend knap hoe Ramsay haar kijkers uitdaagt en hoe doelbewust ze elke flard van haar plot prijsgeeft. You Were Never Really Here is een film waarbij je moet opletten: er zijn weinig dialogen, zodat vrijwel alles wat je moet weten visueel wordt meegegeven. En bijgevolg is het ware cinema: wat Lynne Ramsay hier doet, zou onmogelijk zijn in eender welk ander medium, inclusief televisie. Hoe goed tv-fictie de laatste jaren ook is geworden, de intensiteit van dit verhaal en de manier waarop informatie wordt prijsgegeven kan alleen werken binnen de beperkingen van een geconcentreerde, goed afgebakende ervaring van 90 minuten. p>

Los van de structuur, wint die ervaring ook erg veel impact door het gebruik van geluid: Johnny Greenwood zorgde voor een sfeervolle score, die zich beter laat omschrijven als een soundscape dan als traditionele, melodiegedreven muziek. De unheimliche toon van de soundtrack wordt versterkt door het subtiel-ironische gebruik van melige liedjes uit de jaren zestig en zeventig. Het onverwachte meezingmomentje op ”I’ve been to paradise” van Charlene is een hilarische what the fuck-scène zonder weerga.

En dan zijn er nog de acteurs — de camera zit anderhalf uur lang dicht op de huid van Joaquin Phoenix. Bij gebrek aan dialogen — er gaan minuten voorbij zonder dat hij iets zegt — worden zijn lichaamstaal en mimiek natuurlijk erg belangrijk, en er zijn niet veel acteurs die zoveel naar het publiek kunnen communiceren met zo weinig middelen. Met zijn volle baard, doorgroefde gezicht en vermoeide ogen vertelt hij ons in feite alles dat we moeten weten. Hij speelt geen personage dat op de rand van de afgrond staat, maar één die al in de afgrond gevallen is; wij mogen getuige zijn van zijn eindeloze, gewelddadige tuimeling. Phoenix’ prestatie hier is hypnotiserend, visceraal en eindeloos indrukwekkend.

En hetzelfde geldt voor de hele film. Lynne Ramsay heeft een unieke stem als filmmaakster– een met autoriteit, intelligentie en vormelijke creativiteit. Laat ons hopen dat ze weer geen zes jaar wacht om haar stem nog eens te laten horen.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in