Geen recensie of artikel over Willis Earl Beal kan je lezen zonder terug te vallen op zijn extravagante en tot de verbeelding sprekende verleden: een dronken X-factor auditie, bewakingsagent, dakloos in Albuquerque. Beal profileert zichzelf en zijn muziek, een combinatie van middernachtsoul en Tom Waits in weerwolf-modus, als ouderwets, vreemd en buiten de maatschappij, een legende in wording. Levert dat ook goede platen op?
Opener “Wavering Lines” begint a capella en dat is niet minder dan innemend: wij moesten onmiddellijk denken aan “Lost and Lookin’ For My Baby” van Sam Cooke, de nauwste aanverwant van Beals fantastische stem. Het is een nummer waar de wanhoop in de details van het leven zit, een “bowl with turkeyneck stew”, “solitary cool like a fool in the summertime”. Naar het einde toe valt een dreigende cello en viool in, meer hoeft dat niet te zijn.
Ook “Too Dry To Cry” is tekstueel erg memorabel, “I’ve got nine hard inches like a pitchfork prong”, zingt hij vol verlangen. Het refrein is net zo grotesk: “Don’t leave me hanging like a spider with no fly”, terwijl op de achtergrond het handgeklap en de countrybluesgitaar doen denken aan Tom Waits ten tijde van Mule Variations. Dat album is ook een referentie op “Ain’t Got No Love” waarin Beal het hardst gromt en dat ook nog eens soepeler doet dan Waits zelf.
Waits is één van de voornaamste invloeden op dit album, ook op prachtige ballades als “Blue Escape” hangt zijn Closing Time-schaduw. Dat is allemaal prima, maar wat wij voornamelijk, zelfs op de beste nummers horen is: Willis Earl Beal zingt als Sam Cooke of Marvin Gaye, Willis Earl Beal maakt een liedje dat van Tom Waits had kunnen zijn, Willis Earl Beal schrijft teksten over hooivorken, rook, treinen, verlaten straten, whisky, de duivel. Het klinkt allemaal wat geveinsd ouderwets en stoffig.
Bovendien blijven sommige nummers gewoon niet plakken, zoals “White Noise”, Beal neuzelt met niets meer dan een gitaar, of “Burning Bridges”, een sleper zonder richting. Nobody Knows is dan ook maar een gedeeltelijke invulling van de belofte van Acousmatic Sorcery. De ballads zijn deze keer voorzien van een spookachtige sfeer, de up-tempo nummers klinken nog altijd als blues en veldschreeuwers, maar zijn gesofisticeerder en beter uitgewerkt (zie ook “Hole In The Roof”). Hoe goed het album ook mag zijn, het is echter zelden écht origineel, zoals “Coming Through” (met Cat Power op de achtergrond), een nummer dat ook op What’s Going On? niet had misstaan.
Het is problematisch, in 2013 muziek maken die klinkt alsof die rechtstreeks uit de jaren 70 komt. ”I’ve been left in the dust like a thing from the past” zo zingt Beal op “Wavering Lines”. Hij doet dan ook een heel album lang te hard zijn best om ons dat te doen geloven. Dat hij dat imago van weirdo en muzieklegende in wording maar laat vallen: eerst een meesterwerkje maken.