Met elf platen op de teller (de laatste meegeteld) lijkt het haast schier onmogelijk voor het Amerikaanse rockcombo Deerhoof om nog iets relevants aan het oeuvre toe te voegen. Toch hoeft de titel ditmaal geen “nomen est omen” te impliceren, want ook vijftien jaar na zijn debuut blijft Deerhoof relevant genoeg om meer dan alleen de hardcore fans aan te spreken.
Deerhoof bracht noch brengt immers generische rockmuziek die na enkele platen al zijn geheimen vrijgeeft, maar verliest zichzelf evenmin in een nerveus en doordacht gepriegel dat onder de noemer van kunst of avant-garde bezwijkt onder een teveel aan intellectuele spielereien. Veeleer is het zo dat de band tussen beide genres in zit, al blijft zelfs die omschrijving te vaag om de essentie van Deerhoof te vatten. Feit is dat de band weliswaar vanuit een rockidee vertrekt, maar dat hij zichzelf daarbij meermaals verliest in springerige ritmes en onverwachte melodielijnen. Al blijft zijn geheime wapen uiteraard spring in ‘t veld Satomi Matsuzaki, wiens zangstem ergens tussen het geluid van kleine meisjes en katten op helium zweeft.
Het blijft elke plaat wennen en verrassen hoe de puzzelstukken in elkaar vallen en de band ondanks alles opnieuw zichzelf weet te profileren. Op Breakup Song gebeurt dit door, na het meer rechttoe rechtaan georiënteerde Deerhoof Vs. Evil, geregeld te kiezen voor een scheut bizarre electro die zich de ene keer vertaalt in extra geluidjes en dan weer in de gehele song aanwezig is. Het “titelnummer” (dat een “s” toevoegt) bijvoorbeeld laat duidelijk electroklanken toe,onder meer via de gitaar, terwijl het in zijn stampende drum en zanglijnen als vintageDeerhoof klinkt. Ook “Bad Kids To The Front” opteert voor die keuze en klinkt zowaar als een op hol geslagen/volledig van de pot gerukte mix van “Kosmische Muziek”, electrowave en vroege techno.
Het hoekige “There’s That Grin” grijpt terug naar de beginjaren van de hiphop waar het op beats aankomt, maar opteert evenzeer voor de klassieke gekte in de declamerende zang van Matsuzaki en de vele vreemde geluidjes. Ook het ruimtelijke “Zero Seconds Pause” heeft banden met de jaren tachtig, al worden de spacy keyboards snel ingeruild voor een minimalere invulling in ritme en melodie. Met het knappe “Mothball The Fleet”, dat een vreemde oriëntaals dromerige sfeer heeft, komt de plaat op kruissnelheid, een gegeven dat bevestigd wordt met het al even bezwerende “Flower”, dat moeiteloos overgaat in het absolute hoogtepunt “To Fly Or Not To Fly”.
Beide songs dragen onmiskenbaar de stempel van Deerhoof qua opbouw en structuur, maar tezelfdertijd klinken ze bevreemdend onaards, wat in het geval van “To Fly Or Not To Fly” nog versterkt wordt door het feit dat het nummer een vreemde potige electrorockscheut heeft die onderbroken wordt door een speels en treffend intermezzo. Geen vreemdere overgang is te bedenken dan “The Trouble With Candyhands” dat zowel een lichte apocalypso- als suikerpoptoets in zich meedraagt en moeiteloos overgaat in het swingende “We Do Parties”.
Het nummer maakt de belofte in zijn titel meer dan waar dankzij een aanstekelijk voortpompend ritme dat, ondanks de soms aparte geluidjes (al is het scheurende gitaargeluid intussen al een huisvriend) en melodiebreuken, nergens zijn goede luim verliest en de deur ruim openzet voor het al even koddig vrolijke “Mario’s Flaming Whiskers III” dat zich ergens in een niemandsland bevindt tussen electrogrooves, hoempapa, en nog wat ongein. Geen wonder dus dat het moeiteloos overgaat in het veel rustigere en repetitieve “Fête D’adieu”, dat niet eens opvalt. Prachtig overigens hoe een eenvoudige melodielijn een hele song dragen kan en Matsuzaki bewijst dat ze meer is dan een schril kinderstemmetje.
Deerhoof behoort tot die bands die zelfs na meer dan een decennium platen uitbrengen weten te verrassen en verpozen zonder daarbij het eigen geluid te verloochenen of radicaal te breken met het verleden. De belangrijkste reden hiertoe is uiteraard dat de groep van bij de start een eigenzinnig parcours uitstippelde dat langs vele kronkelwegen leidde en de ene maal toegankelijker was dan de andere keer. Breakup Song is daardoor net zozeer een uitstekende inleiding tot het oeuvre geworden als elke andere plaat van de groep en dat is ditmaal niet negatief bedoeld.