Dat hokjesdenken ondanks alle ronkende campagnes van weldenkende organisaties maar niet uitgeroeid raakt, bewijzen zelfs de zelfverklaarde open van geest zijnde muziekrecensenten. Zodra een frêle meisje gewapend met louter een gitaar zachte, wat vreemde fluisterliedje brengt, wordt het label freakfolk boven gehaald, of dat nu klopt of niet.
Toegegeven, Marissa Nadler hengelde met haar zwaar op middeleeuwse folkleest geschoolde zangstem vooral op haar eerste twee albums naar een dergelijk label, maar muzikaal bewees ze alvast meer te zijn dan de zoveelste volgelinge van Karen Dalton en aanverwanten. Toch wist ze pas met haar derde studioalbum Songs III : Bird On The Water het label een eerste keer van zich af te schudden. Met Little Hells zou ze nu definitief van het juk verlost moeten zijn.
Nadler laat immers een tweede maal allerhande schoon volk (ditmaal o.a. Simone Pace van Blonde Redhead en Dave Scher van Beachwood Sparks) los op een aantal van haar nummers, met soms verassende gevolgen. Zo heeft "Rosary" een slepend karakter meegekregen dat zich mede door de ijle stem van Nadler tegen de ballads van de jaren tachtig aanschurkt, zonder evenwel in plastic meligheid te vervallen. Datzelfde — vaak verguisde — geluid komt nog ostentatiever om de hoek gluren bij "Mary Come Alive", waarin Nadler opzichtig lijkt te lonken naar Siouxie And The Banshees.
Met die laatste heeft Nadler alvast de gothic-chic alsook de voorliefde voor al wat donker, duister en droevig is gemeen. Op Little Hells valt er zoals op haar andere platen dan ook weinig te lachen, zelfs al klinkt de muziek (wat) anders of opgewekter. Getuige het aan country verwante "Mistress On A Sunny Day" dat zelfs in zijn tekst niet helemaal duidelijk maakt welke zijde het kiest: "I’m leaving you for good this time/dreams and scars and letters on the line." Meer nog dan in haar teksten, weigert Nadler bovendien een eenduidige keuze te maken in haar muziek.
Fans van het eerste uur hoeven evenwel niets te vrezen, op meer dan de helft van de songs is het Nadler solo, dan wel +1 waarbij die toevoeging zoals op het oudere werk in de eerste plaats beperkt blijft tot keyboards, piano of orgel. In "Little Hells" verleent een orgel een religieusdromerige ondersteuning aan de song. Naar het einde toe treedt Nadler iets te prominent naar voren, maar verder doet ze geen afbreuk aan het zachte nummer. In het superieure "The Whole Is Wide" ondersteunt de piano dan weer treffend Nadlers klaaglied dat zich in ware Wuthering Heights-stijl van de klif stort.
Het hoogtepunt van de plaat is "Ghosts And Lovers" dat het gitaargetokkel van Nadler koppelt aan een prachtige melodie, en met behulp van een bijhorende baslijn en een nauwelijks hoorbare elektrische gitaar een hartverscheurende song weet neer te zetten. Ook het daaropvolgende "Brittle, Crushed & Torn" (Nadler solo) mikt rechtstreeks op het hart, zij het met een iets meer zalvende toon. De vier nummers vormen samen zonder meer de essentie van de plaat.
Dat betekent evenwel niet dat de andere songs van een minderwaardige kwaliteit zouden zijn. Of het nu om het etherische "Loner" gaat dan wel om de opgewekte "countrypop" "River Of Dirt" of het zacht kabbelende en romantisch klinkende "Heart Paper Lover", Nadler weet hoe ze de song tot zijn recht moet laten komen. Dat hierdoor een variatie aan muzikale invullingen ontstaat zonder dat de eenheid van de plaat onderbroken wordt, bewijst in de eerste plaats hoezeer ze als songschrijfster nog gegroeid is.
Het mag duidelijk zijn dat Marissa Nadler op haar vierde studioplaat niet komaf maakt met haar verleden als breekbaar meisje, maar ze durft wel voorzichtig nieuwe paden te bewandelen. Wie Little Hells naast het debuut Ballads Of Living And Dying legt, hoort een artieste die gegroeid en geëvolueerd is zonder het eigen stemgeluid te verliezen of te verloochenen. In een rechtvaardige wereld zou dit album voor Nadler de definitieve doorbraak betekenen, maar soms is het goed dat we niet in zo’n wereld leven. Bepaalde schatten houdt eenieder namelijk liever voor zichzelf.