115 min.
“Typisch een Franse film”, hoorde ik een vrouw op de rij achter
mij opmerken aan het einde van ‘Il y a Longtemps Que Je t’aime’. Ze
zei er niet bij of ze dat nu positief of negatief bedoelde, maar ik
maak me maar weinig illusies. Niet dat ze geheel ongelijk had – dit
debuut van romanschrijver Philippe Claudel past in een traditie van
sombere Franse psychodrama’s, waarin weinig wordt uitgesproken maar
er diepe trauma’s onder de oppervlakte borrelen (dit in
tegenstelling tot de al even lang gevestigde traditie van praterige
Franse melodrama’s, waarin al die trauma’s ratelend worden
geëxpliqueerd). De personages kijken naar elkaar en zichzelf, je
merkt dat er in hun kop van alles aan het gebeuren is, maar
uiteindelijk zeggen ze niets – of als ze toch iets zeggen, dan is
het iets banaals dat totaal niet ter zake doet. Maar langzaam maar
zeker sleurt Claudel je tóch mee in de wereld van zijn verhaal, en
wie geduld genoeg heeft om de stiltes en de vaak raadselachtige
gedragingen van de personages te aanvaarden, wordt beloond met een
mokerslag op het einde.
Kristin Scott Thomas (die al jaar en dag in Frankrijk woont en
blijkbaar goed heeft opgelet tijdens de taallessen voor
allochtonen) speelt Juliette, een vrouw van in de veertig die
vrijkomt nadat ze 15 jaar lang in de gevangenis heeft gezeten. Ze
wordt opgevangen door haar zus Léa (Elsa Zylberstein) en haar man
Luc (Serge Hazanavicius). Luc ziet het verblijf van Juliette niet
echt zitten, maar hij probeert z’n gevoelens voor zich te houden om
Léa niet te kwetsen. Langzaam maar zeker zien we hoe de twee zussen
elkaar opnieuw leren kennen en hoe Juliette, die zelden spreekt en
nooit glimlacht, haar leven opnieuw opbouwt.
Claudel wacht zo lang mogelijk om ons te laten weten voor welke
misdaad Juliette heeft vastgezeten, en de onzekerheid die hij
doelbewust bij zijn publiek teweeg brengt, geeft een extra dimensie
aan alles wat er gebeurt tijdens de eerste 45 minuten van de film.
De personages spreken er nooit rechtstreeks over, maar gebruiken
eufemismen om het over het verleden te hebben. De gevangenis wordt
“die plaats”, de misdaad wordt nooit bij naam genoemd maar
ondergebracht in de vage categorie “wat er gebeurd is”. Het gevolg
daarvan is dat de fantasie van de kijker aan het werk wordt gezet.
15 jaar is een lange straf – heeft Juliette een moord gepleegd? Op
wie dan? De relatie tussen Juliette en haar zus, om nog maar te
zwijgen van de relatie tussen haar en Luc en de kinderen, bevindt
zich continu onder die donderwolk van het verleden, zonder dat we
die helemaal kunnen plaatsen. Wanneer Claudel dan toch een tipje
van de sluier oplicht, en in één kurkdroog uitgesproken zinnetje de
misdaad van Juliette medeelt, verhoogt dat alleen maar de
intensiteit van het drama. Want met dat ene zinnetje weten we nog
altijd niets over de context, het hoe en waarom ervan. Die
antwoorden krijgen we pas in de allerlaatste scène.
‘Il y a Longtemps Que Je t’aime’ gaat dan ook voor een groot
deel over de onkenbaarheid van mensen, en over de ongrijpbaarheid
van de waarheid. Wanneer Juliette in enkele woorden tegen een
mogelijke werkgever zegt wat ze heeft uitgespookt, dan liegt ze
niet. Maar ze vertelt ook niet het hele verhaal – het is de
waarheid en tegelijk is het veel minder dan dat. En dat is het
voornaamste thema van de film: er bestaat niet één absolute
waarheid, niet één absolute versie van de feiten waarop je iemand
kunt veroordelen. Claudel verpakt die thematiek heel duidelijk
(zelfs een beetje té zeer on the nose) in een scène waarin
Léa aan de universiteit waar ze werkt, lesgeeft over Dostojevski’s
‘Schuld en Boete’. Een student suggereert dat Dostojevski met die
roman een algemene waarheid wilde verkondigen over hoe elke
misdaad, door het resulterende schuldgevoel, z’n eigen verlossing
in zich meedraagt. “Wat weet jij daarvan,” brult Léa. “Ben jij
misschien al in contact gekomen met moord? Of Dostojevski?” De
boodschap van die scène: die dode Rus kan beweren wat hij wilt,
maar er bestaan geen algemeenheden. Alleen een oneindig aantal
individuele verhalen, die we nooit helemaal zullen begrijpen.
Die thematiek wordt vormgegeven in een intrieste, strak
vormgegeven film. Claudel gebruikt lichte, haast klinische kleuren
(veel wit en grijs) en afstandelijke kadreringen. In combinatie met
personages die nooit uitspreken wat ze echt voelen, zorgt dat voor
een kille filmervaring, die voor veel mensen zelfs richtingloos kan
lijken. Waar wil Claudel nu precies naartoe, wat is de clou van het
verhaal? We krijgen er één, maar wel pas op het allerlaatste
moment. In de tussentijd zien we hoe Juliette langzaam maar zeker
weer tot het rijk van de levenden gaat behoren. Ze probeert continu
contact te leggen met andere mensen, met wisselend succes. Een
nonchalante one night stand met een anonieme caféganger
blijkt een fiasco; haar gesprekken met haar pijnlijk eenzame
reclasseringsambtenaar lopen beter, maar leiden uiteindelijk ook
nergens naartoe. De vriendenkring van Léa en Luc behandelt haar
sympathiek, maar ook met een zekere achterdocht – waar zat die zus
van Léa al die tijd? En zo zoekt ze haar weg, een zoektocht waar je
niet te veel symbolen of diepere betekenissen achter moet zoeken,
omdat het gewoon gaat over een vrouw die na 15 jaar op zoek is naar
wat affectie, niet meer en niet minder. Spectaculair is het niet,
maar fascinerend is het wel.
Vooral omdat Kristin Scott Thomas, ook in een vreemde taal, een
grande dame van de cinema blijft. Met een ingehouden
vertolking weet ze toch een link te leggen met het publiek. Let op
haar subtiele lichaamstaal – ze lijkt de hele tijd op haar hoede te
zijn. Ze schermt zich continu af van anderen, niet alleen door
weinig te spreken maar ook door fysiek voortdurend de boodschap uit
te stralen: “blijf uit mijn buurt”. Wanneer ze aan het einde van de
film dan toch eindelijk haar defensies laat zakken en zich laat
kennen, is de impact eens zo groot.
De visuele stijl van Claudel is bedrieglijk eenvoudig: zijn
camerastandpunten zijn simpel, zonder al te veel franje. De
regisseur gebruikt zijn veelvuldige close-ups van Kristin Scott
Thomas als leidmotief; steeds opnieuw keert hij daar naar terug, en
naarmate de film vordert en Juliette zich iets beter gaat voelen,
worden die close-ups ook mooier. De belichting wordt zachter, de
make up van de actrice wordt beter, haar haar ligt na een tijdje
anders en haar gezichtsuitdrukking wordt minder verbeten, alsof
haar gezicht letterlijk smelt na lange tijd bevroren te zijn
geweest in een verdriet van 15 jaar. Enfin, het personage wordt
fysiek mooier naarmate ze emotioneel herstelt.
‘Il y a Longtemps Que Je t’aime’ is een stille, rustige film die
zich op z’n dooie gemakje onder je huid boort. Het enige echt
zwakke punt dat ik kan aanhalen, is dat de clou, wanneer die aan
het eind dan toch gegeven wordt, enigszins voorspelbaar is. Een
ander scenario, waar Juliette minder sympathiek uit tevoorschijn
komt, zou van meer lef getuigd hebben. Maar goed, laat dat je
vooral niet weerhouden om je te wagen aan een mooie, uiteindelijk
ontroerende film, die absoluut een inspanning van je verwacht, maar
die die inspanning dan ook ruimschoots beloont. Typisch Frans,
dus.