"I’ve got to get up to get down and start all over again": voor het eerst in jaren heeft Nick Cave nog eens rauwe goesting en dat zal de wereld geweten hebben. Met zijproject Grinderman vaagt hij alle herinneringen aan de laatste, formuleachtige Bad Seeds-albums van het bord. Get it on!.
Al bij het maken van Abattoir Blues/The Lyre Of Orpheus was Cave het kantoorleven dat hij sinds zijn huwelijk leidde enigszins beu. Dus trok hij met violist Warren Ellis, drummer Jim Sclavunos en bassist Martyn Casey de studio in om er wat ruw materiaal uit te beuken. Voor de echte opnames werden opnieuw de rest van de Bad Seeds en dat gospelkoor erbij gehaald, met het gekende resultaat (u vindt hiernaast een link naar de recensie van die plaat).
Dit "demoproces" beviel de vier echter zo erg, dat ze in februari 2006 nogmaals de studio introkken om tijdens een non-stop marathon van vijf dagen nieuwe songs te schrijven. Wat ondertussen ook nieuw was: Cave had zich acht weken tevoren de opdracht gegeven tegen dan gitaar te leren spelen, een instrument dat hij tot dan toe niet machtig was. Het resultaat is te horen op Grinderman, een rauwe lap bluesrock die echo’s oproept van From Her To Eternity, Caves debuut uit 1984.
De gelijkenis tussen deze plaat en dat debuut "ligt in het feit dat we net als toen geen enkel idee hadden welke klank ons samenzijn zou opleveren", stipte Cave al aan. "We moesten eerst uitzoeken wat voor band we eigenlijk waren, voor we aan de slag konden gaan." Uiteindelijk ontdekten ze dat, en wát voor band zijn ze. Rauw, smerig en vuil, zet Grinderman een geluid neer dat vandaag veel te weinig wordt gehoord: een geluid dat niet past bij cleane anonieme concerttempels, maar bij groezelige betonnen bunkers.
Er is die opener "Get It On". Een intentieverklaring, no more, no less: "kick those white mice and black dogs out/kick those baboons and other motherfuckers out". Waarna de vunzigste riff sinds eeuwen losbarst. Een riff van de hand van Cave zelf, een man die het gitaarspelen duidelijk nog maar net beheerst: het is zo rudimentair als maar zijn kan, maar dat is net de kracht ervan.
Single "No Pussy Blues" mag het openingsduo vervolledigen. Ingehouden, gespannen en dan weer uitbarstend is het de ultieme Grindermantrack. Caves speelse tekst maakt nog eens duidelijk dat dit andere koek is dan het gekende Cave-vreten: hier mag gelachen worden. Of beter nog, breed gegrijnsd, want Grinderman klinkt bij momenten als de inside joke van vier mannen die hun eigen code, hun hoogstpersoonlijke vorm van humor hebben ontwikkeld omdat ze al zo lang samen optrekken.
Nog zo’n niets ontziende beuker: "Depth Charge Ethel" — compleet met "ooh ooh"-koortje — dat naadloos overgaat naar het ingehouden "Go Tell The Women", waarop Cave niet meer dan een parlando bovenhaalt over een typisch Bad Seeds-ritme. Diezelfde origine is ook op te merken in "(I Don’t Need You To) Set Me Free", dat de baslijn van "Weeping Song" half recycleert. Deed iemand al iets met de woorden "vroege" en "Cave"? Anders mogen ze gerust worden bovengehaald ter hoogte van het stuwende "Honey Bee (Let’s Fly To Mars)".
Nog eens Cave: "Nu ik bijna vijftig ben, ga ik alleen maar dingen ondernemen waar ik plezier aan beleef. Als ik de studio intrek, wil ik mijn angsten en al die shit achter me laten, die andere bands in de studio menen te moeten ondervinden. You just go in and make music." Zó basic klinkt Grinderman, zo goed is de plaat ook. Het mag treffend voor deze tijden genoemd worden dat de vuilste lap lawaai van een groep fortysomethings komt. Niet dat het van belang is: twintig, dertig, veertig,… Grinderman is een rock-’n-roll must-have die er zomaar als bijgedachte is uitgeperst. "Indrukwekkend" is dan wel het minste dat we kunnen zeggen.