Anti, 2010.
Nick Cave
is een speling van de natuur, zoveel is zeker. De Australiër is net
de 50 voorbij, maar heeft al zoveel drugs en alcohol door zijn lijf
laten vloeien dat hij nu al geleefd heeft voor tien. Genoeg
collega’s zijn er al voor minder aan onderdoor gegaan. Cave zelf
staat er nog steeds, en hoe: in het derde decennium van zijn
carrière lijkt hij zelfs productiever dan ooit tevoren. De
voormalige vleermuis werkt tegenwoordig gewoon van 9 tot 5 op
kantoor aan nieuw werk, en schijnt zelfs van de sigaretten
afgekickt te zijn.
Erg rock-n’-roll is dat allemaal niet, maar de resultaten zijn
er. Sinds 2007 bracht Cave onder meer al een uitstekende plaat met
de Bad Seeds uit, schreef hij een tweede roman en maakte hij samen
met Warren Ellis de zeer sfeervolle soundtrack bij de al even
geweldige filmadaptatie van Cormac McCarthy’s ‘The Road’. En dan is
er natuurlijk nog Grinderman, het
snoeiharde garagecollectief waar hij samen met enkele Bad Seeds al
zijn duivels ontbindt. En van datzelfde Grinderman ligt nu een
tweede titelloos album op tafel.
Doorheen de jaren konden fans kennis maken met verschillende
incarnaties van Nick Cave; als verliefde romanticus en koele
psychopaat (en vaak de twee tegelijk), maar de eerste plaat van
Grinderman toonde hem – samen met Warren Ellis en twee andere Bad
Seeds – als een onvervalste grote boze wolf. De bas van Martyn
Casey speelde een hoofdrol, en wist menig strooien, houten én
bakstenen huisje tot een hoopje stof te herleiden.
Ook ‘Grinderman II’ trapt bijna letterlijk op dezelfde manier
af. ‘Mickey Mouse & the Goodbye Man’ is opnieuw een aanslag op
de zintuigen, die je het best zo luid mogelijk ondergaat. Cave
briest, joelt en puft zich een weg door het nummer, dat weinig tot
de verbeelding sprekende zinsneden bevat à la “we sucked her, we
sucked her dry”. De wolf op de cover staat daar niet voor niets,
zoveel is zeker. Ook single ‘Heathen Child’, met de geweldige
videoclip waarin de Grindermen zich verkleden als gladiatoren, kan
tellen als intentieverklaring. They mean business, als u
dat maar begrepen hebt.
En toch. Als een band zo duidelijk een soort personage creëert,
dreigt al snel de verveling. Om twee platen evenwichtig te vullen,
kan je niet de hele tijd in zesde versnelling blijven. Het mooie
aan deze plaat is dat het universum van de band in de tweede helft
van de plaat wordt uitgebreid. Het onaantastbare imago van de
Grinderman vertoont barsten, en zelfs hij blijkt diep vanbinnen
maar een mens met twijfels en angsten. ‘Just how long you’re gonna
be my baby?’ vraagt hij zich af in het epische, lang uitgesponnen
‘When My Baby Comes’.
En dan hebben we het nog niet eens over ‘Palaces of Montezuma’
gehad. Middels een reeks losse associaties (over Miles Davis, over de
navelstreng van JFK tot het korset van Marilyn Monroe) komt Cave
uiteindelijk tot de centrale vraag waar het allemaal om draait:
‘C’mon baby / let’s get out of the cold / and give me your precious
love to hold’. De Grinderman mag dan al een vuilbekkende misogyn
zijn, uiteindelijk wil hij ook gewoon maar bevestiging.
Het verdient alle lof dat ‘Grinderman II’ niet zomaar een
imitatie is van zijn voorganger. Cave en co voegen diepgang toe aan
hun zijproject, zodat het veel meer wordt dan zomaar een gimmick.
Hierdoor is deze plaat iets minder eendimensionaal en dus ook
minder toegankelijk dan de eerste. Dit is geen soundtrack voor
nachtelijke stroopsessies langs groezelige cafés, meer een voor de
momenten nadien, waarin de jager opnieuw ten prooi valt aan de
wereld rond zich.
Grinderman schurkt zich op deze manier wat dichter bij grote
broer Bad Seeds. Maar ook wie nog steeds op zoek is naar keiharde
macho ongein, komt ruimschoots aan zijn trekken. Want de wolf die
tegenwoordig het symbool van Grinderman is, die blijft
onverbeterlijk. En, belangrijker: hij heeft een ronduit meesterlijk
album gemaakt.
Grinderman speelt op 17 en 18 oktober in de Brusselse
Ancienne Belgique. Helaas zijn beide concerten al een hele tijd
uitverkocht.